RSS feed

Tagarchief: voetgangers

Een streepjescode voor iedereen?

Geplaatst op

Kan een symbool voor inclusiviteit leiden tot polarisatie?

Ja, dat kan.

En kan een symbool voor inclusiviteit leiden tot feitelijke uitsluiting?

Ja, dat kan ook.

Het regenboogpad is een illustratie van beide fenomenen – en wat het laatste betreft is mijn frank eerlijk gezegd nog maar onlangs gevallen.

Blijkt dat blindengeleidehonden een regenboogpad niet als een zebrapad herkennen. Daardoor kunnen ze hun baasjes niet veilig naar de overkant geleiden. Dat is een fail en dat kan niet de bedoeling zijn.

Het lijkt me dan niet meer dan billijk dat we zoeken naar een alternatief zonder dit onbedoelde, lichtjes cynische neveneffect.

Zoeken? Misschien hebben we het al gevonden. In Geel meer bepaald – logische plek als het om kleuren gaat en nog meer als het om zorg en barmhartigheid gaat. Ze hebben daar een traditie hoog te houden.

In Geel ontwierpen ze een zebrapad dat toch een regenboogpad is. Mooi.

Maar het kan nog mooier. De gekozen vormgeving heeft – al dan niet bedoeld – ook iets van het gevleugeld zebrapad dat enkele jaren geleden door het Agentschap Wegen en Verkeer werd uitgedokterd. Door de strepen aan weerszijden wat langer te maken wordt rekening gehouden met de dode hoek van vrachtwagens (en ook almaar meer pickups en overgedimensioneerde SUV’s): chauffeurs zullen namelijk geneigd zijn te stoppen op een grotere afstand, waardoor ze ook kleinere voetgangers makkelijker zullen opmerken.

Eind goed, al goed? Bijna.

Er zijn ook nog de motorrijders die klagen over de gladheid van thermoplast bij regenweer.

Misschien zit de oplossing dan in de Baskische zebravariant, waarbij bewust enkele strepen worden weggelaten. Door het redundantie-effect is dat geen enkel probleem voor de herkenbaarheid en de leesbaarheid – ik durf te hopen ook voor de blindgeleidehonden.

Zelf ben ik grafisch te weinig onderlegd om het eindresultaat hier weer te geven. Laat het een uitnodiging zijn voor de ontwerpers en tekenaars onder u om aan de slag te gaan met deze formule:

“zebrapad + regenboogpad + gevleugeld pad + Baskisch zebrapad”

De kans bestaat dat iedereen zich hier in kan vinden en de vlag van inclusiviteit finaal ook de lading kan dekken.

Het is een poging waard.

Stokstaartjes

Geplaatst op

Als het regent in Parijs, druppelt het in Brussel. Daar lijken de media althans nog altijd van uit te gaan, te oordelen naar de aandacht die het Parijse referendum over deelsteps kreeg.

De opkomst was weliswaar laag, maar burgemeester Hidalgo had er op voorhand geen twijfel over laten bestaan: de uitkomst zou worden gerespecteerd. Blijkbaar slaagden de liefhebbers van de struikelplankjes er niet in om voldoende te mobiliseren. 90% sprak zich uit voor een verbod.

Ik weet het. Mijn woordkeuze is niet neutraal. Ik begrijp dan ook niet welke maatschappelijke meerwaarde die dingen zouden kunnen genereren. Zich stijf als een stokstaartje door een stad verplaatsen, wat vinden ze er aan?

Komen daar nog bij: het gevaar voor zichzelf en het gevaar voor anderen – en dat laatste zowel rijdend als stilstaand.

Toen de deelsteps niet langer dan vijf jaar geleden, op 28 maart 2018, geïntroduceerd werden in San Francisco (US), was iedereen nog wild enthousiast. De euforie duurde welgeteld drie dagen, schrijft Paris Marx in haar boek ‘Road to nowhere’ (2022). In 72 uur werd duidelijk dat niet de straten waren ‘overgenomen’, maar de trottoirs.

Parijs: micromobiliteit met micro-dominoeffect. Hoe herschep ik het publiek domein in geen tijd tot een stort? Ook als de deelsteps niet op de stoep staan, leiden ze nog tot problemen.

Wat moest zorgen voor minder autoverkeer, leidde in de feiten tot minder fietsers en minder voetgangers. De voetgangers die overbleven, zagen hun trajecten omgevormd tot hindernissenparcours. De struikelstep was geboren.

En toch bleef, op enkele lovenswaardige uitzonderingen zoals Gent en Leuven na, stad na stad er in meegaan. Nederland en Ierland hielden tot voor kort de deur dicht, maar alvast het eerste land zette ze recent op een kier.

Nochtans is de conclusie steevast dezelfde: met een duurzame modal shift heeft de deelstep niks te maken. En met duurzaamheid nog minder: niet alleen worden de steps ’s nachts strooisteps (verspreid door onderbetaalde mensen met dieselbestelwagens), ze blijken ook nog eens nauwelijks langer dan een maand mee te gaan. Daarna zijn ze elektronisch afval. De lasten zijn voor de maatschappij, de lusten voor de companies achter Bird, Lime, Bolt en anderen.

De vraag is nu: leidt de Parijse beslissing tot een domino-effect op macroniveau? Gaat ook Brussel over stag? Of blijft het, zoals Antwerpen, geloven dat het met campagnes voor meer hoffelijkheid kan recht trekken wat hoe dan ook krom is geconcipieerd, alleen maar om wat luie hippe vogels niet voor het hoofd te stoten?

Over schildpadden en hazen

Geplaatst op

Het ging vorige week dus over verkeersonveiligheid en wat we er aan kunnen doen. Dat we het dan over snelheidsbeperkingen moeten hebben, lijkt een no brainer. Toch is het elke keer nog schrikken van de reacties. ‘Snelheid’ blijkt bij sommige mensen een hardnekkig taboe. Met als ultieme dooddoener: ‘ja, laat ons dan allemaal gaan stilstaan of gewoon thuisblijven, dan kan er niets meer gebeuren!’

Degenen die zich ervan bedienen zijn merkwaardig genoeg vaak dezelfden die te pas en vooral te onpas uitbazuinen dat mensen – of beter: arme mensen – moeten blijven op de plek waar ze toevallig werden geboren – of die plek nu geplaagd wordt door natuurrampen, oorlogen of meedogenloze dictators of niet. Immobilisme wordt dan plots van een reductio ad absurdum een bloedernstige schone deugd.

Mogelijk zorg ik bij de betrokkenen voor nog meer ergernis wanneer ik stel dat niet alleen absoluut hoge snelheden een probleem kunnen zijn, maar ook – en misschien wel vooral – snelheidsverschillen.

In ons tegenwoordige verkeer spelen ze een almaar belangrijkere rol, de snelheidsverschillen tussen fietsers onderling, tussen fietsers en voetgangers en zelfs tussen voetgangers onderling.

Dat laatste liet zich aflezen van de bordjes op de Coulée Verte, het Parijse equivalent van het Highline Park in New York: een groen lint op hoge poten op een verlaten spoortracé. Op een rustige zaterdagvoormiddag waren wij er getuige van een vredevolle symbiose tussen flaneurs, verstrooide wandelaars, opmerkzame toeristen, papa’s en mama’s die hun kinderen dan wel hun hondjes uitlieten en joggers die even de ziel uit hun lijf lieten.

Maar soms is het blijkbaar drukker en ontstaan er al eens tempoconflicten. In dat geval, zo heeft de parkbeheerder beslist, zijn het de schildpadden die aan het langste eind mogen trekken.

Voor de hazen heeft Parijs tegenwoordig elders plaats geruimd, al ging dat ten koste van nog snellere hazen.

Ruimtelijke herverdeling in Parijs: Anne Hidalgo maakte er werk van

Elke haas is vroeg of laat een schildpad voor een andere haas. Iedere schildpad is ooit en ergens wel een haas voor een andere schildpad.

De les is dat snelheden ook altijd relatief zijn. En dat we voor we het weten zelf het haasje zijn – ook al weten we vandaag zogezegd van niets.

Over wegverbruikers

Geplaatst op

Rond deze tijd zijn de meeste steden en gemeenten hard aan het werk om hun begroting rond te krijgen. Geen sinecure met de stijgende energie-, grondstoffen- en loonkosten. Dat heb je als alles op een hoopje komt: een oorlog, energie-afhankelijkheid, klimaatverandering, demografische ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende pensioenkosten. Op de eerste na waren ze allemaal voorspeld, maar kennelijk hebben we er ons toch niet goed op voorbereid.

En dus is het nu alle hens aan dek. Er wordt geschrapt bij het leven. Eerst bij de makkelijkste slachtoffers: degenen die zich toch niet zullen verweren omdat ze er niet op georganiseerd zijn. Vervolgens bij degenen die we bij ‘het andere kamp’ rekenen. In Antwerpen zijn dat blijkbaar de jonge kunstenaars. Die ‘besparing’ gaat er als zoete koek in bij de eigen achterban. De weg is dan ook al jaren aan een stuk voorbereid met woorden als “armoezaaiers” en “subsidieslurpers”.

Zo wordt het gummen in de cultuuruitgaven van een te betreuren neveneffect van de slechte financiële toestand zelfs een positieve politieke daad: eindelijk wordt een einde gesteld aan een vorm van profitariaat! Dan kan het gebeuren dat de voorlopig grootste partij van Vlaanderen een cartoon publiceert die suggereert dat een land zonder dichters en zonder cultuur kan. Hahaha. Als het niet zo’n versleten uitdrukking was, zou ik schrijven: arm Vlaanderen.

Woorden zijn nooit onschuldig, al helemaal niet in een politieke context.

Straks staan er in de begrotingen die aan de gemeenteraden worden voorgelegd behalve veel cijfers ook veel woorden. Begrotingsposten, die zich soms louter voordoen als begrotingskosten: onvermijdelijk, niet het gevolg van politieke keuzes.

Meestal zijn ze dat natuurlijk wel. Zelfs als het gaat om pakweg ‘onderhoudskosten’. Gegarandeerd wordt er daarvoor in elke gemeentebegroting een bedrag uitgetrokken. Misschien zelfs gespecifieerd naar modus. Bijvoorbeeld: ‘herstelling trottoirs’.

Een beetje schepen van mobiliteit zal zichzelf daarbij op de borst kloppen: kijk eens wat we allemaal doen voor de meest kwetsbare weggebruikers, de voetgangers! Er is een grote kans dat hij of zij zichzelf gelooft.

Alleen jammer dat woorden soms evenveel verhullen als onthullen. Bijvoorbeeld dat een flink deel van de kosten voor de herstelling van trottoirs eigenlijk kosten zijn die het gevolg zijn van de politieke keuze om ons autoverkeer te blijven faciliteren. Anders dan voetgangers zijn automobilisten immers geen gebruikers. Het zijn ver-bruikers. Niet alleen van hun eigen wegen en parkeerplaatsen, maar ook van trottoirs, fiets- en voetpaden, op- en afritten, bermen.

De herstelling van deze door auto’s kapotgereden inrit naar een parkeergarage staat straks wellicht in de begroting onder het kopje ‘verbetering voetgangerinfrastructuur’…

Misschien moeten we het toch ook eens hebben over de belastingvretende eigenschappen van ons autoregime.

We subsidiëren de auto-industrie (‘innovatiemaatregelen’ en ‘fiscale stimuli’), we subsidiëren de infrastructuur (dat heet dan ‘investeren’ en we houden de uitgaven zelfs uit de begroting, zoals bij Oosterweel), we subsidiëren de aankoop en het gebruik van auto’s (als het om elektrische auto’s gaat: ‘milieubeleid’, als het om salariswagens gaat: ‘vrijwaren van onze looncompetitiviteit’), we betalen de tankstations (‘uitrollen van een elektrisch laadpalennetwerk’, in de begroting verkleed als ‘klimaatbeleid’) en we draaien op voor de kosten voor handhaving (waarbij we zelfs doen alsof het om een inkomstenbron gaat en flitspalen kwalificeren als ‘jackpots’, zoals Yves Leterme deed toen hij zich van de Audifabriek in Vorst naar de Volvovestiging in Gent spoedde).

Tegen die achtergrond volhouden dat die “arme schaapjes van automobilisten de melkkoeien van de staat zijn”, getuigt dan niet alleen van weinig biologische kennis, maar ook en vooral van een gebrek aan inzicht in de kosten van ons mobiliteitssysteem.

Dancing in the street / Danser dans la rue

Geplaatst op

Aan de overkant is het gras niet altijd groener. Soms is het zelfs gewoon zwart. Zo ging ons geplande bezoek aan de befaamde ‘Dune du Pilat’, de hoogste duin van Europa, letterlijk in vlammen op: net ernaast woedde een gigantische bosbrand. Toeristen vandaag zijn zoals de tuinman in het bekende gedicht ‘De tuinman en de dood’: ze gaan op reis om te ontsnappen aan de actualiteit en dus ook de realiteit, maar worden er onherroepelijk door ingehaald.

Noodgedwongen beperkten we onze passage dus tot een bezoek aan het stadje Arcachon. We hadden onze geldbeugel al open. Als je beloond zal worden met een fraai voetgangersgebied ben je bereid om ook voor parkeren op afstand een centje neer te tellen. Maar de gemeente had onze centen kennelijk niet nodig want zelfs in het hoogseizoen mag er ’s avonds gratis worden geparkeerd.

Onmiddellijk viel ons de ruimteverdeling op. De beleidskeuze voor parkeren à volonté en eenrichtingsverkeer voor auto’s én fietsers resulteerde in een maximalisering van het aantal parkeerplaatsen en een minimalisering van de plaats voor de voetganger. Deze toeristen sjokten dus noodgedwongen polonaisegewijs achter elkaar aan.

Let ook op het kleurgebruik. Daar doet internationaal gesproken elke wegbeheerder nog altijd z’n zin mee. Bij ons wordt rood asfalt doorgaans gereserveerd voor fietspaden. Hier wordt het gebruikt voor de stoep. Het oker, bij ons almaar vaker gebruikt voor fietssuggestiestroken, markeert hier de in- en uitritten.

Om het nog gezelliger te maken, liet men de trottoirs op- en neergaan op het ritme van in- en uitritten. De polonaise én de cake walk dus. Faut le faire, zeggen ze in Frankrijk.

Op gezette afstanden is er een zebrapad aangebracht en is er daarvoor zelfs een met gidslijnen voor slechtzienden uitgeruste uitstulping voor voorzien. Maar gezien ook hier automobilisten dit soort voorzieningen ‘innemen’ als hen dat uitkomt, zag de wegbeheerder zich gedwongen om boombakken toe te voegen. Dat is goed nieuws bij slecht nieuws: het resulteert in toch nog een beetje groen in de straat.

Aan het waarborgen van de zichtbaarheid en het zicht van de voetganger werd niet gedacht: de hiervoor wettelijk voorziene 5 meter bij ons werd hier aan de verkeerde kant toegevoegd. Of werd de rijrichting na de heraanleg omgekeerd?

Ook positief: de kwaliteit van de verharding. Het valt me telkens weer op hoeveel subtieler de Fransen met asfalt kunnen werken dan de aannemers bij ons. Tot in de kleinste hoekjes en kantjes is elke oneffenheid weggewerkt tot een biljartlaken dat bij ons hoogstens voor automobilisten is gereserveerd.

Let er ook even op hoe goed de verschillende soorten (en kleuren) asfalt hier op elkaar aansluiten. Bij ons leidt het al te vaak tot hinderlijke en zelfs gevaarlijke randjes, hier kan het blijkbaar naadloos.

Maar dat is een dansvloer natuurlijk aan zichzelf verplicht.

Ontwerpfoutje

Geplaatst op

Net terug van onze zomerreis. Een roadtrip door Spanje, waarover later wellicht meer.

Voor deze keer neem ik jullie mee naar Bilbao, de stad bekend van het ‘Bilbao-effect’ – het effect dat ten onrechte doorgaans wordt verengd tot de inplanting van een starchictect-gebouw. Daar schreef ik al eens eerder over. Wie mijn verslag van toen leest, zal begrijpen dat ik er nog eens terug wou komen. Deze keer niet met onze studenten, maar met mijn eega. De liefde is niet zozeer delen, maar vooral optellen en als het even kan ook vermenigvuldigen.

We logeerden in een hotel in de bovenstad, wat concreet betekende dat het tegen de heuvel was aangebouwd. Onze huurauto sliep op -5, wij op +6. Knap ingenieurswerk zorgde voor een snelle verticale verbinding: op een zucht overbrugden we het hoogteverschil.

Alleen hadden de ontwerpers last van wat overdreven voorruitperspectief. Kennelijk gingen ze er van uit dat de hotelgasten voor al hun verplaatsingen de auto zouden gebruiken. Want als voetganger het hotel veilig en wel bereiken, bleek geen sinecure.

De architecten situeerden de in- en uitgang voor voetgangers pal naast die voor de auto’s. Dat is vragen om problemen en die kwamen er dan ook. Twee stromen die elkaar moeten kruisen, dat geeft conflicten.

Kijk even mee:

Bij het inrijden zijn de automobilisten voornamelijk bezig met het vinden van de (vormelijk verborgen) ingang én het niet hinderen van het achteropkomende autoverkeer. Bij het uitrijden moeten ze vanuit stilstand vertrekken op een steile helling en zijn ze dus nog minder bedacht op voetgangers. Te oordelen naar de geur van verbrand rubber is dat niet voor alle chauffeurs even vanzelfsprekend, zelfs niet – zoals ik kon vaststellen – wanneer ze zich verplaatsen in een stoere Jeep.

Om het nog eens extra ingewikkeld te maken, werd de ticketautomaat links aan de kant geplaatst, zodat automobilisten plots ook links moeten rijden.

Voetgangers van hun kant worden verondersteld de paal en de vuilbak te ontwijken én ook nog eens bedacht te zijn op de aanwezigheid van auto’s. Niet vanzelfsprekend, al helemaal niet als hun mobieltje ook nog eens iets te vertellen heeft.

Met ‘pleisters’ werd geprobeerd de ontwerpfout te verbeteren: door het aanbrengen van een zebrapad en een muurtje. Maar zo werd een fout gestapeld op een andere fout. Het zebrapad maakt autobestuurders niet alleen attent op de mogelijke aanwezigheid van voetgangers. Het suggereert voorrang en – vooral – een looplijn voor de voetgangers. Een looplijn die hen linea recta naar een afsluitend muurtje voert.

Het resultaat? Een permanente bron van ergernis. Automobilisten die zich ergeren aan argeloze voetgangers. Voetgangers die boos worden op onoplettende chauffeurs. Waarbij de rollen geregeld omwisselden, want zoals dat gaat werd de chauffeur even later de voetganger en vice versa.

Ook hier was het dus geen kwestie van een gebrek aan hoffelijkheid of van slechte intenties. Het is de keuze-architectuur die niet goed zit en de verschillende verkeersdeelnemers drijft tot risicovol gedrag.

Ik hoef er niet bij te vertellen dat we ons verblijf betaalden met ongevraagd advies.

Faire remix (2)

Geplaatst op

Te oordelen naar een aantal reacties op mijn post van gisteren, is een vervolgbericht op z’n plaats.

Sommigen lazen mijn stukje als een pleidooi tégen hoffelijkheid. Dat was het natuurlijk niet. Het punt is: als de regels niet billijk en zelfs gevaarlijk zijn, dan is het onzin (en als je je daar van bewust bent: hypocriet) om te roepen dat zich aan de regels houden ons allemaal ten goede zou komen. Anne Baudouin gebruikte in een reactie op mijn FB-pagina een interessant woordje: ‘autocode’. Een flink deel van onze wegcode vandaag is inderdaad niets meer of minder dan dat. Het is niet fair om het debat te beperken tot een oproep om zich allemaal – voetganger, fietser, automobilist – aan die autocode te houden. Zoals het door voetgangers of automobilisten evenmin als fair zou worden aangevoeld wanneer de wegcode exclusief vanuit het belang van de fietsers zou zijn opgesteld. Dat was wat ik wou duidelijk maken.

Ik legde het uit aan de hand van het voorbeeld van de fietsstraat. Maar laat ik nog eens een ander voorbeeld aanhalen.

Wat denkt u hiervan?

De vrachtwagenchauffeur houdt zich perfect aan de regels (al is parkeren ‘op’ het fietspad uiteraard nooit toegestaan, maar we geven hem hier het voorbeeld van de twijfel: de markeringen zijn weg).

Alleen is het parkeerreglement hier opgemaakt met uitsluitend het belang van vrachtwagenchauffeurs voor ogen, niet dat van fietsers of voetgangers. Anders zou het fietspad breder zijn geweest en zou parkeren hier verboden zijn geweest. De fietser heeft geen andere keuze dan zich in de onthoofdingszone te bewegen. Hij kan alleen maar hopen dat wie uitstapt eerst lang genoeg in zijn zijspiegel kijkt.

Gemaximaliseerde kans voor de fietser om ‘gedeurd’ te worden

We zouden kunnen opperen dat een hoffelijke trucker hier niet zou parkeren, ook al laat het reglement hem toe dat wel te doen.

Dat brengt ons dan bij een andere, bredere en wellicht betere invulling van wat ‘hoffelijkheid’ kan betekenen: het is rekening houden met het belang (de veiligheid, het comfort,…) van de ander, ook als dat niet strookt met je eigen belang. Van dat soort hoffelijkheid kan er gewoon niet genoeg zijn, als een soort contextgebonden aanvulling van de wegcode met ‘gezond verantwoordelijkheidsgevoel’.

Dan is er niks mis mee als iemand zich er in een fietsstraat beter bij voelt als hij even afstapt om een automobilist ‘niet op te houden’. Al kan daar wel de kanttekening bij gemaakt dat dit ‘ophouden’ erg relatief is. In de context van een bebouwde kom (en al helemaal in een stedelijke) is de fietser in de regel sneller dan de automobilist.

Van A naar A: lessen uit Corona (1)

Geplaatst op

Maanden geleden schreef ik hier over de sluiting van onze wijkwinkel. Het stukje eindigde met de voorspelling: “Het wordt nu een stuk stiller in onze woonwijk. En weer wat drukker op de weg.”

En zo geschiedde. Van achter het raam aan mijn bureau zag ik de mensenstroom letterlijk van de ene dag op de andere stilvallen. Sindsdien lagen onze stoepen er leeg en verlaten bij. Al een geluk dat er nog honden zijn die hun baasjes naar buiten dwingen, anders zagen we niemand meer.

Sinds een week is daar verandering in gekomen. Er is weer leven op straat. Niet dat het weer de gezellige passage van voorheen is, maar er zijn weer mensen. De meeste per twee, soms een vader en een moeder met een roedel kinderen, af en toe een eenzaat die zichzelf uitlaat.

Waar ze naartoe gaan?

Nergens heen. Echt nergens heen. Het is één van de grootste fouten in verkeersonderzoeken, die veronderstelling dat mensen altijd ergens heen gaan. Dat ze altijd van A naar B gaan en weer terug. Of van A naar B via C. Het is de erfenis van ons functionalistische denken: het idee dat wij altijd doelbewust onderweg zijn.

Vaker dan we beseffen zijn we gewoon op weg van A naar A. We gaan dan een luchtje scheppen of maken een ommetje. We verpoppen van voetganger tot wandelaar. Niet de bestemming maar de verplaatsing staat dan centraal. De kwaliteit ligt dan niet in het vlot ergens geraken, maar precies in het onderweg zijn.

Dat ‘onderweg zijn’ heeft verschillende aspecten. Om te beginnen de beweging zelf. Wie beweegt, blijft gezond. Lichamelijk én geestelijk. Het is geweten, maar te weinig. Een prettig neveneffect van Covid-19: de lucht is zuiverder en dus is beweging in de open lucht nog gezonder.

Molekens nieuwbouw

Contextloos ontworpen én vergund: nieuwbouw die buiten verhouding staat met de bestaande bebouwing

Voorts de omgeving. Hoe kwalitatiever die is, hoe interessanter de verplaatsing, hoe langer ze mag duren, hoe langzamer ze mag gaan. Wat dat betreft hebben we het getroffen in onze tuinwijk. Ook al slaat de verharding ook hier hard toe (pun intended), verschrompelen de hagen tot Herashekwerk en zorgt de zorgeloos contextloze aanpak van de verbouwingsarchitecten (en degenen die de ontwerpen beoordelen) ervoor dat het karakter van de wijk in sneltempo smelt, het blijft een wijk waarover bezoekers steevast hun waardering uitdrukken – al zegt dat misschien meer over de wijken waar die bezoekers wonen.

Tot slot het ontmoeten. Ook dat aspect staat vandaag onder druk. We zijn in de merkwaardige paradox terecht gekomen dat ‘sociaal zijn’ vandaag krek het tegenovergestelde vraagt van wat wij er tot nu toe onder begrepen.

Het goede nieuws is: vrijwel iedereen houdt zich eraan. De wandelaars groeten elkaar vanop veilige afstand en gaan hoffelijk opzij als dat nodig is. Dat laatste is opvallend vaak het geval. Stoepen zijn zo al niet berekend op mensen die naast elkaar lopen (kennelijk hebben straatontwerpers nog een andere opvatting van ‘sociaal zijn’), laat staan in tijden van Corona.

Misschien kunnen we tussentijds al een paar lessen trekken:

  1. Verkeersonderzoek moet meer aandacht geven aan de kwaliteit van onze verplaatsingen, in plaats van eenzijdig te focussen op vlotheid en snelheid.
  2. Corona is niet alleen slecht voor de gezondheid. Het zet ons alvast aan tot meer lichaamsbeweging. Mogelijk zal dit hier en daar leiden tot blijvende gedragsverandering.
  3. Onze onmiddellijke omgeving is belangrijker dan we dachten. We moeten daar dus (meer) zorg voor dragen. Een kwalitatieve omgeving is niet alleen belangrijk in onze (historische) stads- en dorpskernen, ze is dat overal.
  4. Trottoirs moeten misschien meer ontworpen worden voor wandelaars dan voor voetgangers, meer als conversatieroutes dan als marcheerstroken.

Om de tuin en om de winkel geleid

Geplaatst op

De verwarring van ‘bereikbaarheid’ met ‘autobereikbaarheid’ is hardnekkig.

Zo hardnekkig zelfs dat bereikbaarheid er eenvoudig toe gereduceerd wordt: een bestemming waar je niet met de auto geraakt, wordt als ‘onbereikbaar’ beschouwd. En wat onbereikbaar is, gaat economisch ten onder, dat spreekt.

Het helpt niet te argumenteren dat volgens die logica de Meir, de Veldstraat, de Nieuwstraat en al die andere dure Monopolystraten al decennia failliet hadden moeten zijn. Liever trekken middenstanders de strop rond hun eigen nek wat strakker door bij wegenwerken de eigen ‘onbereikbaarheid’ dik in de verf te zetten.

Het doet hen zelfs bordjes zetten die hun potentiële klanten resoluut de verkeerde kant op wijzen.

Alle hier gesignaleerde handelszaken zijn zonder auto rechtdoor het makkelijkst bereikbaar. Stuk voor stuk liggen ze op een afstand die zonder blijvende letsels haalbaar is voor de huis-, tuin- en keukenwandelaar. Toch krijgt letterlijk iedereen de langste route gepresenteerd als de makkelijkste manier om op de bestemming te geraken.

Autologica bevat altijd meer ‘auto’ dan ‘logica’.

Zo voelt menig klant zich verplicht om de auto te nemen, want de omleiding is per definitie een omweg.

Zo missen de neringdoeners de kans om voetgangers en fietsers, per definitie flexibeler en wendbaarder dan de meest gesofisticeerde terreinwagen, de kortste weg naar zichzelf te wijzen.

Die kortste weg zou trouwens ook de veiligste, de aangenaamste en de boeiendste (wegenwerken als extra attractie!) kunnen zijn, ware het niet dat aannemers zich zelden verplicht voelen om het de voetgangers en fietsers een beetje comfortabel te maken: “er is immers een omleiding”, zelfs wanneer de werken feitelijk stil liggen.

Zo zorgen wegenwerken die, zo mogen wij toch hopen, bedoeld zijn om de bereikbaarheid, de veiligheid en de levenskwaliteit te verhogen de hele werf lang voor precies het tegenovergestelde.

Met soms als wrange bonus dat de overheid haar automobilisten tijdens de werken onbedoeld een nieuwe sluipweg heeft aangeleerd.

Ruimterivaliteit

Geplaatst op

Great minds think alike. Geen idee wie dat ooit gezegd heeft, maar hij (m/v/o) heeft gelijk.

Stuttgart en Munchen 2019 (723)

‘Klein Versailles’ heet deze historische site in München. Monumentaal en prachtig, maar ontsierd door de alomtegenwoordigheid van auto’s (bemerk de parkeerhaag in de verte).

Nog maar net had ik bedacht met welke foto ik een eerste beschouwing over onze studiereis naar München en Stuttgart zou openen (de bovenstaande) of daar viel een mailbericht van collega Joris Willems in mijn postvak: hij had een collage gemaakt van enkele plaatsen ‘vroeger en nu’ in München. De boodschap: kijk eens wat ‘minder’ auto’s met een stad kunnen doen. Uit zijn foto’s blijkt dat de Beierse hoofdstad sinds het referentiejaar (1986) veel vooruitgang heeft gemaakt, louter en alleen door van parkings weer pleinen te maken. Vorsprung ohne Technik als het ware.  De kwaliteit van de publieke ruimte is er telkens gigantisch op vooruitgegaan.

Dat loont zich. Zowel op zondag als in de week wordt het openbaar domein de living van de stad van zodra het ook maar even ‘droog’ is.

 

Deze slideshow vereist JavaScript.

Maar er ligt nog veel werk op de plank. Hoewel we het belevingscentrum van de lokale autobouwer, ‘BMW Welt’, niet bezochten, had ik toch het gevoel veel tijd in de échte BMW Welt te hebben doorgebracht. Dat is er één waar auto’s nog heel veel ruimte in beslag nemen, de andere weggebruikers naar de zijkant duwen (‘marginaliseren’) en de openbare weg beschouwen als een racecircuit. Zelden heb ik in een stad zoveel patserauto’s gezien die met elkaar in een permanente strijd leken verwikkeld.

Stuttgart en Munchen 2019 (274)

De Innerring. Nog altijd dag en nacht een barrière.

München bleek nog niet zo ver te staan als wat ik op basis van enkele enthousiaste presentaties enkele jaren geleden op een VeloCitycongres was gaan denken. Ja, er is een grote zone waar de voetganger heer en meester is. En ja, de stad mag bogen op haar Englischer Garten, het grootste stadspark ter wereld en een paradijs voor zachte mobiliteit en recreatie. Maar het blijven toch aparte systemen en werelden: die van de voetgangers (het historische stadscentrum), die van de voetgangers en de fietsers (het park), die van het openbaar vervoer (vooral onder de grond) en die van de auto’s (al de rest).

Stuttgart en Munchen 2019 (701)

Frictie tussen fietsers, auto’s en vrachtwagens en dus ook met voetgangers…

Waar die systemen elkaar tegenkwamen was het overheersende gevoel er een van conflict en strijd. ‘Ruimterivaliteit’ noemde een kabinetsmedewerker van de groene burgemeester van Stuttgart dat met Duitse trefzekerheid.

Stuttgart en Munchen 2019 (302)

“Und Ich?” Wanneer de noodkreet voor ruimte een beetje pathetisch wordt.