RSS feed

Categorie archief: Media

De echte Kris Peeters

Geplaatst op

Ooit moest ik het alleen in Nederland uitleggen. Almaar vaker ook hier te lande: waarom ik mezelf ooit met het predikaat ‘de andere’ heb getooid. Hier en daar viel al eens de suggestie om het te laten vallen.

Toch was het deze week weer van dat. Naar aanleiding van enkele aanbevelingen die ik in de media deed over de verkeersonveiligheidsproblematiek en hoe die te remediëren, ontstonden er hier en daar op sociale media discussies. Soms met inhoudelijke argumenten, soms met argumenten ad hominem. Daarin geregeld toch ook weer de ‘wegzetter’ dat ondergetekende onmogelijk iets van verkeer kan weten aangezien hij zich voortdurend door een chauffeur laat rondrijden. Voor wie het allemaal ver weg zit: deze Kris Peeters wordt nog altijd verward met onze gelijknamige vroegere Minister-President.

Hoedt u voor namaak

Eerlijk gezegd heb ik daar stilaan genoeg van. Daarom wil ik graag Eduardo Mendoza ter hulp roepen, die in zijn boek ‘Het geheim van de behekste crypte’ (uitgeverij Arena, 1991) een hout snijdende redenering wijdt aan het probleem van de homonymie: “Ik heb me altijd afgevraagd waarom de regering het goedvindt dat meer mensen dezelfde achternaam hebben. Zo verliest een naam zijn nut en wordt er verwarring onder de burgers gezaaid. Wat zou er van de doelmatigheid van de post overblijven als twintig verschillende plaatsen Segovia heetten, om maar iets te noemen? Hoe zouden boetes moeten worden geïnd als een heleboel auto’s hetzelfde kenteken hadden? Hoe zouden we nog gastronomisch kunnen genieten als alle gerechten op het menu bouillon werden genoemd?”

Geef toe: de Spanjaard heeft gelijk.

Begrijp me niet verkeerd: ik wil niet het onderste uit de kan. Ik wil me redelijk opstellen. Ik kan er mee leven dat veel mensen Peeters heten. Ik gun hen het voorrecht. Maar ‘Kris Peeters’ is van het goede te veel. Daarom mijn vriendelijke verzoek aan mijn dik zeventig naamgenoten in Vlaanderen: zoek u een andere naam.

Doe het niet voor mij. Doe het voor de duidelijkheid. Daar is in deze verwarrende tijden veel te weinig van.

Over leven in 2023

Geplaatst op

Gisteren verscheen, onder de titel ‘Bambi in het brandende bos’, in De Standaard onderstaande bijdrage van mijn hand. Een poging tot beschrijving van dit tijdsgewricht en hoe er in te (over)leven.

De wijzen zijn terug naar het Oosten. Ze kunnen ze daar goed gebruiken. Hier is er naar hen niet geluisterd, wij waren te druk in de weer met onze koopkracht.

De kerststallen verschrompelden definitief tot een inhoudloze traditie die alleen nog dient om ons van andere culturen te onderscheiden. Ooit waren ze  publieke oproepen tot gastvrijheid en een schreeuw van solidariteit met vluchtelingen. Dit jaar werden ze overstemd door een bisschop die, tussen het drukke beheer van een omvangrijk leegstaand patrimonium in, tijd vond om te verklaren dat Vlaanderen bijna vol is.

De stallen op de pleinen zijn afgebroken, er is nu weer meer plaats voor auto’s. Gelukkig, want op het honderdste Autosalon van Brussel blijken die weer wat hoger, breder en langer te zijn geworden. We zullen alle ruimte nodig hebben. Schepenen en burgemeesters maken zich op om hen zo goed en zo kwaad als dat gaat asiel te verlenen.

2023 belooft een zoveelste weerlegging te zijn van het vooruitgangsgeloof waarmee mijn generatie werd grootgebracht. De samenleving heeft dan toch geen autopilotfunctie, laat staan dat iemand een bestemming heeft ingegeven.

Is de overgang van oud naar nieuw sowieso al een periode die vatbaarder is voor melancholie en tristesse, deze keer werd het een heuse Nieuwjaarsblues.

Niet alleen bij mij. Almaar meer mensen balanceren op het randje van moedeloosheid en neerslachtigheid of vielen er al over. De wachtlijsten van de geestelijke gezondheidszorg groeien sneller dan de economie.

Zou de nieuwe ‘condition humaine’ daar voor iets tussen zitten? Ook wie het objectief goed heeft leeft onder een permanent tapijtbombardement van slecht nieuws over oorlogen, terreuraanslagen en klimaatrampen. Bovenop het globaal worden van de risico’s – de dreiging van een wereldoorlog, de zesde extinctiegolf, de klimaatverandering, een economische wereldcrisis – is er ook de mediatisering en de daaruit volgende globalisering van lokale rampen en persoonlijke rampspoed. Daardoor krijgt het in de put gevallen kind in een Vietnamees dorp wereldwijd een gezicht. Het Bambi-effect doet dan zijn verwoestende werk: we leven noodgedwongen mee, gefrustreerd door onze onmacht om te helpen.

Velen wordt het te veel. Nieuwe termen als ‘klimaattrauma’ duiken op, waarbij het trauma niet eens meer de voltrekking van de ramp afwacht. Het ziektebeeld verandert met de omvang en de aard van de catastrofes. Ooit was wat de Duitse socioloog Ulrich Beck de ‘wereldrisicomaatschappij’ noemde beperkt tot nucleaire ongelukken en de mogelijkheid van een kernoorlog. Nu neemt ze elke dag nieuwe gedaanten aan en zoeken mensen strategieën om daarmee om te gaan.

Onverschilligheid en ironie zijn mogelijkheden. Maar Gilbert Bécaud merkte al op dat de eerste ons doodt ‘à petits coups’ en zelfs meester-ironicus Ilja Pfeijffer waarschuwt tegenwoordig dat de tweede ‘niet (is) wat wij op dit moment nodig hebben.’

Dan vinden velen het effectiever te schieten op de boodschappers, de ergerlijke ‘wokers’ die niet alleen de lamentabele toestand van de wereld dik in de verf zetten, maar ook ons eigen aandeel daarin.

Anderen smoren de ongemakkelijke waarheden liever in escapisme. Met oorverdovend vuurwerk, adrenalineshopping, games waar de dood gewoon het einde van een level in een fantasiewereld is, bingewatchen op Netflix of eens lekker door de bocht scheuren (vanachter een dashboard dat ons letterlijk vertelt dat we aan de knoppen zitten en  ‘alles onder controle hebben’) – kortom: met de ruis van de roes, als het moet versterkt met hulpmiddelen die via de Antwerpse haven op het dek van de Titanic terecht komen.

Anderen kiezen voor het pantser van de vrijwillige onwetendheid. Ze zetten de berichtgeving weg als ‘fake news’ of sluiten zich er letterlijk voor af: ze kijken er niet meer naar, lezen geen kranten meer en concentreren zich op hun eigen microbiotoop. Psychologen geven hen niet eens ongelijk en roepen de media op een minder alarmerende toon aan te slaan.

Een groep klampt zich vast aan het oude vooruitgangsgeloof met optimisme als een ethisch imperatief. Jonglerend met toverwoorden als ‘innovatie’ en ‘technologie’ wijzen ze op ‘onze’ materiële overvloed. Dat die ongelijk verdeeld is, komt doordat ze nog niet groot genoeg is om uit te deinen naar overal en iedereen. Er is dan ook geen verband tussen het teveel aan de ene en het tekort aan de andere kant, geen reden voor schuld of schaamte. Met het axioma van een oneindige wereld verwerpen ze het ‘zerosumdenken’,  zelfs al moeten ze daarvoor ultiem hun toevlucht zoeken tot wat Stefan Hertmans ‘de kinderlijke kolonisatiedromen over andere planeten’ noemt.   

En ten slotte is er een club van onverbeterlijke idealisten. De Greta Thunbergs in alle maten en vormen die ijveren voor veranderingen en die zelf ook proberen te belichamen. Met vallen en opstaan, want ook bij hen is te horen dat het moeilijker wordt – zie Jacinda Ardern.

In welke categorie zit ik? Nu eens in de ene, dan weer in de andere. Ik zwalp, zoals de meeste mensen  – waarmee mijn verfoeilijke hokjesdenken van hierboven meteen is gerelativeerd. Nu en dan verlies ik mij in een feestje, een spannend boek of een concert dat me naar hemelse sferen brengt. Soms hoop ik, tegen beter weten in, op een deus ex machina van wetenschap of technologie. Dagelijks hunker ik naar een positief bericht, een teken van ontluikende vrede, een spoor van redelijkheid. En tussendoor probeer ik mezelf nuttig te maken in woord en daad.

Misschien ben ik wel een gewone mens. Een die rent van het dek (waar ik het voortspelende orkest voorwaar dankbaar ben) naar de machinekamer naar de stuurhut en weer terug, soms geholpen door het schijnsel van de noodverlichting, dan weer louter op de tast, onderweg zorgelijke blikken werpend  op het woelige water of de capaciteit van de reddingssloepen inschattend.  Ik ben niet alleen. Voortdurend komen wij, zoekenden en twijfelenden, elkaar tegen. Af en toe roepen we naar elkaar. Soms begrijpelijk geïrriteerd: allemaal zijn we op de vlucht, zonder zicht op een warme stal. Vaak ook vragend of helpend: ‘interviduen’ onder elkaar die weten dat ze deel zijn van een groter geheel waar ze nauwelijks vat op hebben. Op deze Titanic is niets nog zeker, is zelfs niet meer helder wat we mogen, moeten hopen: dat de ijsberg smelt of juist niet.

Zwarte humor? Nee, een kompas: gevangen in oude beeldspraak komen we tot het besef dat we buiten de bestaande kaders zullen moeten leren denken. Dààr ligt onze hoop.

2023, alsnog

Geplaatst op

Het is nooit te laat om te wensen, laat staan om elkaar iets te wensen.

Ook al is dit jaar al flink gevorderd (of, zo u wil, gekrompen), ik wens u alsnog het allerbeste. In deze tijd is dat behalve gezondheid vooral, denk ik, vrede en redelijkheid.

Dat deze wensen even op zich lieten wachten had zo z’n redenen: ik zat met de nieuwjaarsblues, een traditioneel weerkerend ziektebeeld dat er met de jaren niet milder op wordt.

Een poging om dit in woorden te vatten liep wat uit de hand. Het resultaat ervan kunt u morgen in De Standaard lezen onder de titel ‘Bambi in het brandende bos’.

Terugblik/vooruitblik

Geplaatst op

Zo veel aandacht kranten en tijdschriften het afgelopen jaar hadden voor mijn commentaar op incidenten, accidenten, nieuwsjes en de waan van de dag, zo weinig aandacht hadden ze voor mijn boek ‘Weg van het systeem’ dat in maart verscheen.

Wrange paradox: de vaststelling is een perfecte illustratie van de systeemkritiek die ik er in beschrijf.

Wie het boek wél las, beoordeelde het positief – van rechts (bij Doorbraak werd het zelfs ‘boek van de week’) over het centrum (mijn beroemde naamgenoot noemde het tot mijn stomme verbazing op RTV ‘een boek dat iedereen zou moeten lezen’) tot links (De Wereldmorgen wijdde er deze week nog een lovende recensie aan).

Je zou kunnen denken dat dit er op wijst dat het boek een ‘beetje van dit en een beetje van dat is’, maar – spoiler – dat is uitdrukkelijk niet het geval: ‘Weg van het systeem’ maakt z’n titel waar en is behoorlijk ‘radicaal’. Wat mij betreft is het een indicatie dat ik misschien wel geslaagd ben in mijn ambitie: een gemeenschappelijk fundament vinden om de democratische dialoog te herstellen.

Dat laatste lijkt me het begin van alles: dat we het er eens over kunnen zijn dat we het oneens zijn. Democratie is het georganiseerde meningsverschil, niet de dictatuur van een (vaak alleen maar veronderstelde) meerderheid.

Democratie is dus een nooit eindigend debat. Zonder intentieprocessen, zonder mensen weg te zetten als domoren of onverbeterlijke slechteriken. Misschien moet dat maar eens een voornemen voor 2023 zijn: dat er weer meer hygiëne komt in het publieke debat.

Stel je voor dat in 2023 alle politieke partijen en politici zich consequent zouden distantiëren van wie het debat al scheldend voert, zelfs al betreft het mensen uit de eigen achterban. Zo gek is dat niet: van allochtonen verwachten we dat ze publiekelijk afstand nemen van amokmakers met wie ze (soms niet eens) de roots delen en van voetbalclubs dat ze gewelddadige fans excommuniceren.

Beleefdheid, stijl, respect – wie weet zijn ze besmettelijk. Het lijkt me het proberen waard.

Auteur met etalagebenen komt zichzelf tegen.

Te simpel

Geplaatst op

In de economische krantenkaternen weten ze van wanten. Toch als het om devaluatie gaat. Van geld, maar ook van woorden. Vandaar dat een belangenconflict er binnen de kortste keren een
‘handelsoorlog’ wordt genoemd, daarmee andere, échte oorlogen ongemerkt berovend van een stukje van hun gruwelijkheid.

President Macron toont zich pas amusé dat zijn Amerikaanse evenknie op het allicht door
praktische overwegingen over campagnefinanciering ingegeven idee kwam de Amerikaanse
autofabrikanten financieel te belonen wanneer ze ‘voldoende’ elektrische auto’s bouwen.
Niet eerlijk, pruilt Macron, want dat is concurrentievervalsing: zo worden de Franse, excuseer
Europese fabrikanten benadeeld. Tot zover de berichtgeving, met als ondertoon dat de Fransman, excuseer de Europeaan, gelijk heeft. Vervalsen is nooit goed, toch?

Autoconstructeurs: de kasplantjes van de nationale politiek, hier en elders

Er zijn nochtans wel wat kanttekeningen te maken. Om te beginnen bij de onderliggende, breed gedeelde overtuiging dat het met ons klimaatbeleid wel goed komt als we met z’n allen maar elektrisch gaan rijden.
Als we de 1,3 miljard auto’s op diesel en benzine op deze planeet vervangen door exemplaren op lithium, kobalt, uranium, steenkool en gas – zijn we dan veel opgeschoten?
Paris Marx citeert in haar boek ‘Road to Nowhere’ (2022) een Scandinavische bron die becijferde dat de typische Tesla Model X-eigenaar in Noorwegen in 2016 het subsidie-equivalent ontving voor 30.000 bus- en metroritten in Oslo. Het is wat de immer inspirerende Ivan Illich met het begrip schaduwkost bedoelde, een ondergewaardeerd concept om de deugdelijkheid van beleidsmaatregelen te toetsen: wat zouden we met het uitgetrokken bedrag nog kunnen doen en zou dat geen beter resultaat opleveren? Pro memorie: het Noorse stimuleringsbeleid wordt vaak als stichtend voorbeeld aangehaald, ook door sommige milieuorganisaties.
Verder past de bedenking dat onze politici nogal selectief zijn met hun gevoel voor eerlijkheid.
Kennelijk is ongelijkheid voor autofabrikanten slecht, maar niet zo’n probleem voor mensen.
Macron stimuleert zelf de aankoop van elektrische auto’s door kopers te belonen met fiscale cadeautjes. Kopers, dat zijn per definitie mensen die er al warmpjes inzitten, geen armoezaaiers die zich geen auto of alleen maar een occasie op fossiele brandstoffen kunnen veroorloven.
Sociologen noemen dit het Matteuseffect: zij die veel hebben, zal veel gegeven worden. Dat komt dus neer op een herverdeling van overheidsmiddelen van onder naar boven – een kwestie die blijkbaar geen strijd waard is, laat staan wat aandacht in de berichtgeving.
De komende weken zal het gaan over de handelsoorlog van de Europeanen tegen de Amerikanen, de goeien tegen de slechten, tegen de vervalsing van de concurrentie en voor de eerlijkheid.

Heerlijk simpel.
En te simpel om juist te zijn. Dat ook.

Goed nieuws!

Geplaatst op

Goed nieuws, het komt niet vaak in de krant. Maar af en toe staat het er toch in, voor wie er oog voor heeft. ‘Lagere huur remt winkelleegstand af’ stond er vrijdag in De Standaard. Dat mag dan als goed nieuws klinken, het échte goede nieuws stond een beetje verborgen in het artikel zelf.

Blijkbaar kiezen eigenaars eindelijk eieren voor hun eigendom en verkiezen ze nu lagere huurinkomsten boven leegstand. Vrij vertaald: de markt heeft zich aangepast.

Hoera voor de vrije markt? Het gebeurde vooral onder druk van de grote spelers, genre Inno of H&M, die beter kunnen onderhandelen dan de kleintjes. Unizowoordvoerder Gerrit Budts: “De vastgoedwereld reageert onder druk van meestal grote concerns, een macht die individuele handelaars missen.”

Een mens zou er zomaar een pleidooi voor vakbonden in kunnen lezen. Correctie: een mens kan dat niet doen. Een mens moet dat doen. Samen kunnen mensen beter voor hun rechten op komen, zeker als ze moeten opboksten tegen kapitaalkrachtige en dus machtige organisaties.

Maar vandaag moeten de kleintjes zich dus tevreden stellen met veel kleinere kortingen. De ‘vrije’ markt is niet voor iedereen even vrij en ze kantelt bij deze nog een beetje meer in het voordeel van de groten. Monopoly is niet alleen een kinderspel.

Ook niet vermeld in het artikel: dat het voor eigenaars stilaan interessanter wordt om tegen een lagere prijs te verhuren dan hun pand leeg te laten staan, is ook dankzij de overheid. Meer bepaald de steden en gemeenten die een leegstandsheffing hebben ingevoerd. Hoera voor het beleid dus!

Leegstand in Charleroi. Met dank aan het blingbling-shoppingcentrum verderop.

Maar het beleid zou nog meer kunnen doen. Zelfstandigenorganisatie Unizo stelt ook vast dat er “een grote discrepantie (blijft) tussen dure huurprijzen in de stadskernen en lagere tarieven in shoppingcentra en baanwinkels”. Steden en gemeenten die in het verleden weinig baanwinkels vergunden, kampen nu met minder leegstand in hun kernen, stelt immobiliënmakelaar John Collin van CBRE, gespecialiseerd in commercieel vastgoed, vast. Hoera voor de kernversterking en een stringent ruimtelijk beleid dus!

Dat was dus het echt goede nieuws: ‘Immobiliënmakelaar breekt lans voor strenger ruimtelijk beleid.’ Het had zomaar de titel kunnen zijn, zelfs al had de betrokkene dat zelf niet door. Want als een volbloed-vrijemarktspeler draaide hij het nu toch weer zo dat de overheid de sector gerust moet laten en dus geen hogere leegstandsbelastingen mag overwegen: ‘Eigenaars beboeten omdat er geen interesse is voor een pand in de stad? Dat vind ik grof.’

De man is blijkbaar helemaal vergeten dat zijn sector de motor was (en is) achter de baan- en weidewinkels en daarbij de gemeenten tegen elkaar uitspeelde.

Ook steden en gemeenten zouden een vakbond moeten hebben.

Het gat in de parkeerhaag

Geplaatst op

Kent u het zinnetje? ‘Het kind stak plots over, de bestuurder kon een aanrijding niet meer vermijden.’ Soms wordt de bestuurder een auto en de aanrijding een botsing, maar het kind steekt altijd ‘plots’ over.

Klopt ook. Want dikwijls had er ook kunnen staan: ‘Het kind kon niet anders dan plots oversteken.’

Dat heb je met aaneengesloten hagen van steeds hogere wagens langsheen onze trottoirs. Het kind heeft dan geen zicht op het aankomende verkeer. Het aankomende verkeer heeft geen zicht op het overstekende kind.

Toch blijven we die parkeerhagen faciliteren of tolereren, soms tot tegen het zebrapad – ook al zegt de wet al een tijdje dat er vijf meter voor de oversteekplaats niet geparkeerd mag worden.

De parkeernorm gaat nog al te vaak voor de kindnorm. Vrij vertaald: sommigen hebben nog liever een kind minder dan een parkeerplaats minder. De verantwoordelijken zullen het natuurlijk niet zo stellen: ze prefereren impliciete keuzes boven expliciete. Zo lang een keuze onbenoemd blijft, lijkt het alsof de keuze er geen was. Het resultaat is dan ‘pech’ – en daar kan niemand wat aan doen.

Maar zo hoeft het niet te gaan. In Karlstadt in Zweden zag ik hoe het ook anders kan, zelfs in straten die nog op een make-over wachten. Hoe simpel kan het zijn: door de parkeerhaakjes wat verder uit elkaar te zetten, ontstaat er een gat in de haag.

Tijd voor spijt?

Geplaatst op

Van witte donderdag kenden we het bestaan al. Maar van zwarte donderdag? Die valt kennelijk voor Allerheiligen, de dag dat de christenen hun heiligen en martelaren gedenken. Zo bekeken kon hij niet beter vallen, deze zwarte donderdag.

Foute titel

Hoe fout kan een krantentitel zijn? ‘Zwarte donderdag voor vier fietsers’. Kennelijk behoort de eindredacteur die deze titel koos tot de kleine minderheid die nog nooit een familielid of vriend verloor in het verkeer. Anders had hij/zij geweten dat een dodelijk ongeval niet alleen een tragedie is voor de slachtoffers zelf, maar ook voor hun familie, hun vrienden, de getuigen en de andere betrokken weggebruikers. ‘Zwarte donderdag voor vier fietsers’ is in werkelijkheid ‘zwarte donderdag voor honderden mensen’. En na deze zwarte dag zullen nog veel donkere dagen volgen.

Voor de nabestaanden kan niet alleen het treuren beginnen, maar ook het be-treuren – zeg maar de allesverterende pijn van de spijt. Had ik maar dit. Had ik maar dat. Had ik maar niet – enzovoort. Rouw is vaak rauw.

Fout artikel

De journalist deed nochtans zijn best om de ongevallen voor te stellen als gebeurtenissen waarbij geen andere personen betrokken waren. De slachtoffers werden respectievelijk ‘door een bestelwagen gegrepen’, ‘door een vrachtwagen aangereden, ‘aangereden’ (door een auto, een vrachtwagen, een bureaustoel? we hebben er het raden naar) en ‘door een afslaande auto aangereden’. Kennelijk ging het telkens over autonome voertuigen. Van chauffeurs of bestuurders geen spoor.

In één geval wordt gehint op een door de fietser genegeerd verbod aan de ene kant en een dodehoek aan de andere kant. Eigen schuld versus overmacht dus.

Maar vier mensen die in één provincie op één en dezelfde dag het verkeerde lotje trekken, is dat niet een beetje van het slechte te veel? De vraag blijft merkwaardig buiten beeld. Journalisten die over ongevallen berichten komen in het beste geval tot een suggestie van individuele verantwoordelijkheid. Tot systemische verantwoordelijkheid komen ze zelden of nooit. Zo blijven de systeemverantwoordelijken altijd buiten beeld en buiten schot. Voor hen geen treurnis, laat staan spijt over gemaakte keuzes.

Foute keuzes

Nochtans zijn die keuzes wel degelijk gemaakt. Het eerste ongeval gebeurde op een kruispunt met een niet-conflictvrije regeling: overstekende fietsers en afslaande motorvoertuigen hebben er tegelijk groen. Het tweede ongeval gebeurde ter hoogte van een werf waar voor de duur van de werken éénrichtingsverkeer geldt. Heeft iemand zich afgevraagd of de omrijfactor voor fietsers misschien niet onredelijk groot was – een factor die het grote aantal overtreders kan verklaren? Kennelijk ging het ook over een ‘dodehoekongeval’, wat de vraag oproept of de vrachtwagen in kwestie uitgerust was met sensoren die fietsers langszij kunnen detecteren. Allicht niet, want onze wetgevers hebben tot nog toe nagelaten die beschikbare technologie verplicht te maken. Over het derde ongeval krijgen we geen enkele info, maar het vierde gebeurde alweer op een kruispunt zonder conflictvrije regeling.

Niemand die zich de vraag stelt wie daarvoor gekozen heeft.

Zo lijkt het alsof ons verkeer zoals het er vandaag uitziet door de Goden gegeven is en niet het resultaat is van opeenvolgende beleidskeuzes – aka ‘politieke keuzes’ over pakweg voertuignormen, inrichtingsnormen voor kruispunten of de inrichting van wegenwerven.

Toch moet onze eindredacteur hier ergens een vermoeden van hebben gehad. Want hij/zij plaatste het artikel in de rubriek ‘politiek’. Terecht.

Laat het voor politiek verantwoordelijken de aanzet zijn om zich af te vragen of ook voor hen geen tijd van spijt is aangebroken.

De vlucht voor de realiteit

Geplaatst op

Vandaag verscheen in De Standaard een opinietekst van mijn hand onder de titel ‘Ziedaar de tragedie van ons beleid’. Ik neem hem hier integraal over.

Onze goede vriend ‘wetenschapsfilosoof’ Maarten Boudry schreef op Twitter alvast volgende warme aanbeveling: “OMG, het wereldrecord wij-bakken is weer verbroken! (door @De_andere_Kris in @destandaard). Voeg in gedachten na elke zin toe: “Behalve ik! Behalve ik!” Die irritante stijlfiguur van de huichelachtige zelfkastijding WIL echt maar niet doodgaan.”

Wie niet op vakantie kan, krijgt dezer dagen het alternatief van ramptoerisme aangeboden. We worden overstelpt met berichten over het ‘extreme weer’ of het ‘noodweer’, zelden over ‘de klimaatverandering’. De N-VA heeft het consequent over ‘de watersnood’. Sommige feiten hebben een ideologische bijklank gekregen, louter omdat bepaalde ideologieën ze ontkennen. Ze wél vermelden wordt een politiek statement.

Taal is per definitie framing. Geert Buelens wees al op het hardnekkige gebruik van het woord ‘natuurramp’ (DS 19 juli), dat een perfide omkering van de rollen inhoudt. Plots zijn wij geen daders meer, maar slachtoffers.

We zijn keien in het ontkennen van de werkelijkheid, zelfs al staat die ons aan de lippen. De realiteit wél benoemen wordt afgedaan als respectloos voor de getroffenen, want dat komt neer op ‘politieke recuperatie’. Zo wordt elk debat over het te voeren klimaatbeleid in de kiem gesmoord. Zo blijft buiten beeld dat onze beleidsverantwoordelijken al jaren niet doen wat nodig is, ook al weten ze drommels goed dat het anders moet.We missen het momentum voor moeilijke beslissingen. We ruimen puin en gaan over tot de ‘heropbouw’, met veel kans dat we ook de fouten reconstrueren

Jaren geleden bekende toenmalig milieuminister Bruno Tobback: ‘Ik ken de oplossingen voor het probleem, alleen weet ik niet hoe ik daarna herverkozen raak.’ Hij deed niet wat hij moest doen en werd er electoraal (toch) niet beter van. Ziedaar de tragedie van de Vlaamse sociaal­democraten.

In de aanloop naar de verkiezingen van 2019 viel iedereen over de groenen heen. Zij pleitten als enigen voor de uitdoving van salariswagens en de invoering van rekeningrijden, en werden de kop van Jut. Maar enkele weken geleden noemde Vlaams minister van Financiën Matthias Diependaele (N-VA) zo’n kilometerheffing en een taks op elektrische wagens ‘onvermijdelijk’ – weliswaar toen hij dacht dat er geen pers in de zaal was. De waarheid moest achter gesloten deuren blijven.

De hypocrisie ging vrij ongemerkt voorbij. Zelfs de groenen kwamen in het Vlaams Parlement niet verder dan een applaus voor de minister. Ziedaar de tragedie van de Vlaamse groenen: ze willen aardiger gevonden worden door hun politieke opponenten dan door de kiezers.

Zwaar op de maag

Soms kunnen politici wel beginselvast zijn, bijvoorbeeld wanneer wanhopige hongerstakers de dood in de ogen kijken. Niet in de vorm van empathie voor mensen die na jarenlange slavernij in de zwarte economie geregulariseerd willen worden, wel in een stoere afwijzing van de ‘chantage’. Niemand vraagt zich af of er niets fundamenteel mis is met politici die principes wel met andermans leven, maar niet met hun eigen politieke leven willen betalen.

CD&V-voorzitter Joachim Coens liet weten dat de hongerstaking hem ‘zwaar op de maag had gelegen’. Niet elke partij denkt even diep na over haar woordkeuze. Rik Torfs tweette dat het gebeuren niets te maken had met de barmhartige samaritaan, maar vermeldde niet welke passage van het evangelie dan wél van toepassing is. Ziedaar de tragedie van de Vlaamse christendemocraten: ze zijn hun evangelie kwijt.

Staatssecretaris Sammy Mahdi klopte zich op de borst voor zijn standvastigheid. Daarmee gaf hij voeding aan de ­(extreem)rechtse riedel dat een collectieve regularisatie een ‘aanzuigeffect’ zou hebben op nieuwe vluchtelingen – een bewering die niet bewaarheid werd in de slipstream van vorige regularisaties (DS 1 juli). Maar dat zijn ­natuurlijk alleen maar feiten.

Tegelijk suggereerde hij dat ­‘extreemlinkse’ organisaties de hongerstakers voor hun karretje hadden gespannen. Daarmee bevestigde hij een andere (extreem)rechtse mantra, namelijk dat vluchtelingen een vijfde colonne zijn: altijd een instrument in handen van vijandige krachten (islamisten, mensensmokkelaars, communisten), nooit in staat om voor zichzelf te denken. Daarmee wordt in één beweging het (extreem)rechtse idee bevestigd dat er altijd sprake is van een complot én worden vluchtelingen ontmenselijkt. Ook hier werkt de omkering: slachtoffers worden ­daders. Zonder dat daar enig bewijs voor wordt gevraagd.

Crisissysteem

Terug naar de principes. Wat als er wordt gesproken over het opschorten van patenten voor vaccins? Of wanneer een minimumbelasting voor multinationals ter sprake komt? Of een vermogensbelasting? Dan hoeven multinationals en superrijken niet eens zelf te dreigen met een stopzetting van hun activiteiten of een verhuizing. Dan doen politici en media dat wel in hun plaats. Dan heet het niet ‘chantage’, maar ‘realisme’.

Er wordt amper verborgen dat we met twee maten en twee gewichten meten. De cognitieve dissonantie legt de lat niet hoog. We horen graag wat ons goed uitkomt. We denken dat het ons comfort oplevert. Wat het ons écht oplevert zien we nu in Pepinster, Verviers, Esneux en Chaudfontaine. Hoe zou het nog zijn met de ‘betaalbaarheid’ van het klimaatbeleid waarmee minister Zuhal Demir (N-VA) graag schermt? Heeft ze al nieuwe berekeningen gevraagd?

We leggen geen verbanden, we verbieden zelfs dat iemand ze legt. We mogen niet wakker (‘woke’) zijn, liever wiegen we onszelf in slaap. We hopen dat het wel overwaait – of voorbijstroomt. We missen de kans om te leren uit onze fouten. We missen het momentum voor moeilijke beslissingen. Stug doen we verder waarmee we bezig waren. We ruimen puin en gaan over tot de ‘heropbouw’, met veel kans dat we ook de fouten reconstrueren. Kennelijk verkiezen we een shift van gebouwen boven een bouwshift.

Intussen blijven de systeemfouten buiten beeld. Dat de burgerbescherming werd uitgekleed, bijvoorbeeld. Dat was niet zomaar een ongelukkige politieke keuze, wel de logische consequentie van jaren neoliberaal beleid. Dat ontmantelt systematisch de overheid en schreeuwt daarna moord en brand over het niet-functioneren van de overheid. Waarmee het instemming verwerft voor de volgende besparingsronde. Al moet in dit geval worden opgemerkt dat verantwoordelijk minister Jan Jambon zo pragmatisch was om zijn eigen gemeente te ontzien – in Brasschaat staat de burgerbescherming nog altijd paraat. Ziedaar het probleem van het Vlaams-nationalisme: het rijmt alleen met zichzelf en vloekt met al de rest.

We krijgen de ene crisis na de andere, maar we zien het verband niet. Wat zeg ik? We krijgen de ene crisis boven op de andere. Veelzeggend was dat premier De Croo (Open VLD) vorige week het Overlegcomité over het coronabeleid moest opschorten omdat de overstromingen alle aandacht opeisten. Slechts één crisis tegelijk, alstublieft! We kunnen ook maar solidair zijn met één categorie slachtoffers tegelijk. Toen de PS en Ecolo hun politieke lot verbonden aan dat van de hongerstakers, vonden politiek commentatoren dat ongepast tegenover de slachtoffers van de overstromingen. En hier was toch geen electoraal garen bij te spinnen? We kunnen ons zelfs niet meer voorstellen dat politieke partijen écht aan hun principes gehecht zouden zijn. Het doet me denken aan een burgemeester die me ooit verweet dat ik ‘zelfs principieel was als het in mijn eigen nadeel was’. Dat ‘principieel zijn’ begint waar je er zelf geen voordeel meer bij hebt, begreep hij niet.

Deze week confronteerde ons met een gezondheids-, een vluchtelingen- en een klimaatcrisis. Wat de vraag oproept: een systeem dat crisis na crisis genereert, is dat een systeem in crisis of een crisissysteem? We kennen het antwoord, maar durven het niet te zeggen. We zitten namelijk ook met een crisis van de democratie.

Verpletterende (on)verantwoordelijkheid

Geplaatst op

Ooit begon de E313 als een koninklijke weg: de Koning Boudewijnsnelweg. Maar die tijd ligt ver achter ons. Wat ooit een betonnen loper naar een roze toekomst leek, blijkt steeds vaker een Highway to Hell. De afgelopen weken bouwde de autostrade verder aan z’n morbide reputatie met een reeks zware ongevallen ter hoogte van een werf. Naar aanleiding daarvan was ik vanmorgen samen met gouverneur Berx te gast bij onze regionale televisie.

De gouverneur, een vurig pleitbezorger van meer verkeersveiligheid, klaagde in niet mis te verstane bewoordingen het gedrag van veel weggebruikers aan. Te dikwijls rijden die te snel én zijn ze daar bovenop ook nog eens in de weer met hun smartphone. 

Als de uitdrukking ‘een verpletterende verantwoordelijkheid’ érgens op z’n plaats is, dan wel hier. De meedogenloosheid van onze taal benadert soms aardig die van de realiteit.

“Highway to Hell”

Toch is daarmee de kous niet af. Er is ook nog de vraag of onze maatschappij alles doet wat in haar macht ligt om dat ongewenste gedrag te voorkomen. Het antwoord is, helaas, ontkennend.

Als het gaat over verkeersveiligheid sluiten we nog al te vaak compromissen. Een paar voorbeelden? Welaan dan…

  • We kunnen heel verontwaardigd doen over bellen en texten achter het stuur. Maar we weten intussen dat handenvrij bellen bijna even gevaarlijk is. Toch staan we het toe. “Geen maatschappelijk draagvlak,” luidt het dan vaak verontschuldigend. Blijkbaar is dat er dus wel voor de vele dodelijke ongevallen.
  • De inrichting van veel wegenwerven kan veel beter. Keer op keer moeten we vaststellen dat er eerst een paar zware ongevallen moeten gebeuren vooraleer alles uit de kast gehaald wordt om werven goed te signaliseren. Hoe meer mensen achter het stuur in de weer zijn met toeters en bellen, hoe meer toeters en bellen je nodig hebt om hun aandacht te vangen als het nodig is. Maar daarop gaan we dan besparen. De bouwheer-wegbeheerder door niet het allerbeste materieel (zoals bijvoorbeeld dynamische portaalsignalisatie) te eisen in de lastenboeken. De aannemers door alleen te doen wat er uitdrukkelijk wordt geëist. Meer winst, meer verlies van mensenlevens.
  • Jaren geleden voerden we rekeningrijden voor vrachtwagens in. Een onbedoeld neveneffect daarvan was de zogenaamde camionettisering: transporteurs vervingen vrachtwagens door kleine bestelwagens. Daarvoor is geen kilometerheffing verschuldigd. Bovendien zijn ze ook niet gebonden aan vervelende rij-en rusttijden en hoeven ze niet uitgerust te zijn met een tachograaf of een snelheidsbegrenzer. We herkennen ze intussen in de ongevallenstatistieken: de white van men. Maar politici negeren het fenomeen tot vandaag met veel succes. 
  • Verkeersveiligheidsbeleid is nog altijd in hoge mate een reactief beleid. We gaan bijvoorbeeld pas extra handhaven als er al ongevallen zijn gebeurd. Dat wijten we aan een tekort aan personeel. Vreemd, want een veelvoud van dat personeel (politie, brandweer, ambulanciers, dokters) is er na de fatale klap plots wel.

Wat als we nu eens werk maakten van een echte veiligheidscultuur? Als we nu eens geen halfslachtige keuzes meer maakten als het gaat om veiligheid op de weg?

Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat we de snelheidslimiet op de snelweg niet zouden verlagen wanneer de file er al staat, maar al op voorhand. Niet reactief dus, maar proactief – al is ‘preventief’ nog juister.

Stel dat we het Nederlandse voorbeeld zouden volgen en de maximumsnelheid verlagen naar 100km/u. Met een te verwaarlozen investering (vervanging van borden) zou dat (behalve minder uitstoot van stikstof en fijnstof, minder lawaaihinder en minder energieverbruik) onmiddellijk een pak veiligheidswinst opleveren. 

100km/u zorgt voor minder ongelukken (meer reactietijd, kortere remafstanden,  kleinere snelheidsverschillen tussen vrachtwagens en personenwagens) en minder zware ongelukken. En dus ook voor minder incidentfiles, de vervelendste én gevaarlijkste files die er zijn.  De reistijd zou overigens ook verkorten doordat aan een lagere maximumsnelheid de capaciteit van de snelweg beter wordt benut. Door minder snel te rijden is dus niet alleen de kans dat we aankomen groter, ook de kans dat we eerder aankomen is dat.

Aanknopend bij het begin van dit verhaal: de zware ongevallen op de E313 en andere snelwegen in ons land zijn echt wel de verantwoordelijkheid van àlle bestuurders in dit land: autobestuurders en politieke bestuurders.