RSS feed

Tagarchief: verkeersveiligheid

Fietsersemancipatie

Geplaatst op

Michiel Hendryckx. Al jaren is z’n rubriek ‘altijd ergens, altijd iets’ in De Standaard Weekblad een vast ingrediënt van mijn zaterdagontbijt. Ik hou van z’n foto’s. Ik hou van de begeleidende bespiegelingen waarin hij strakke lijnen spant tussen het lokale en het globale. Meestal toch.

Af en toe gaat hij uit de bocht en krijgt zijn commentaar een verontrustend hoog Statler&Waldorf-gehalte. Enkele weken geleden was het weer van dat. Hij liet weten dat hij zijn elektrische fiets had verkocht omdat “de” fietser een egocentrisch monster is geworden.

Het anekdotische bewijs dat hij toevoegt, komt me niet eens zo onbekend voor. Ook ik stelde al dat sommige (!) fietsers, en in het bijzonder speedpedelec-gebruikers, zich gedragen als automobilisten op twee wielen en de eigen snelheid als enige maatstaf hanteren. Hendryckx heeft ergens een punt. Maar beweren dat geen enkele fietser voorrang verleent aan een zebrapad of de voorrangsregels respecteert ruikt naar kwaadwilligheid.

Hendryckx gooit alle fietsers (en speedpedeleccers) moedwillig op een hoopje en voortbouwend op de zelf geconstrueerde uitvergroting van de realiteit hangt hij dan maar zijn fiets definitief aan de haak. Hoe rationeel is dat? Als Hendryckx een béétje consequent was, deed hij ook zijn auto van de hand. Veel automobilisten rijden dronken rond, trekken zich niks aan van snelheidslimieten, parkeren hinderlijk en bezondigen zich, gewapend met een zwaarder wapen dan de fiets, aan verkeersagressie. Dat is niet alleen anekdotisch maar ook wetenschappelijk gedocumenteerd. Maar voor de fotograaf, die blijkbaar graag in zwart-wit denkt, is dat gegeven geen probleem.

Liever trekt hij zich terug op zijn eigen ‘moral highground’ en distantieert hij zich van het tweewielige plebs. Voortaan verplaatst hij zich alleen nog met zijn vierwieler, ongetwijfeld met een helm op zijn kop in een fluogeel exemplaar. Je wil niet weten hoeveel automobilisten er jaarlijks omkomen als gevolg van een hoofdletsel en door het feit dat hun auto niet tijdig werd opgemerkt door een andere chauffeur.

De reactie van de Fietsersbond, bij monde van Yves De Bruyckere, in De Standaard was opvallend mild. Weliswaar wees hij op ‘de olifant in de kamer’ dat de te krappe ruimte die toebedeeld wordt aan fietsers gedeeld moet worden door almaar meer fietsers die zich bovendien verplaatsen met fietsen van uiteenlopende maten en snelheden. Maar voorts gaf hij ruiterlijk toe dat veel fietsers zich niet aan de regels houden, soms omdat ze ze niet eens kennen. Mooi toch, hoe de Fietsersbond in het eigen hert durft te kijken. Je zou de vrienden van Touring eenzelfde lef toewensen.

Woonerf in een zone 30… Ligt het altijd aan de weggebruikers “dat ze de regels niet kennen” of zaaien wegbeheerders soms nodeloos verwarring?

Maar die eeuwige focus op verkeersregels en verkeerseducatie zit me toch niet helemaal lekker. Die is er al vanwege ongeveer alle andere organisaties en instellingen, daar hoeft de Fietsersbond echt niet altijd een schep bovenop te doen. Het heeft iets van moslims die zich bij elke terreuraanslag van IS verplicht voelen er uitdrukkelijk afstand van te nemen.

Wat ik mis is de kanttekening dat veel verkeersregels (en verkeersreglementen) nog altijd op maat zijn gesneden van de auto. En waarom zoveel eenzijdige nadruk op discipline en zo weinig op emancipatie?

Emanciperen in plaats van disciplineren, het is eens wat anders

Een inspirerend voorbeeld van dat laatste zag ik laatst in Kortrijk, waar de stad de fietsers oproept zich niet te laten marginaliseren en hun plek op te eisen in de fietszone.

Dat zo’n campagne nodig is, is op zich al een bewijs dat Hendryckx – en vele anderen met hem – van ‘de’ fietser een karikatuur maakt en vervolgens de karikatuur met de werkelijkheid gaat verwarren. Ook een realiteit: veel fietsers houden zich scrupuleus aan de regels en passen zich voortdurend aan aan de andere weggebruikers, zélfs als ze daarmee hun eigen rechten te kort mee doen.

Laten we die groep ook zichtbaar houden en een stem geven.

Hoe het eenvoudige woonerf de dingen eenvoudiger maakt

Geplaatst op

In een vorige bijdrage, getiteld Het beste van twee werelden, had ik het over het woonerf. Hoe simpel dat kan zijn. Ik illustreerde mijn verhaal onder meer met een foto uit het Oostenrijkse Dornbirn.

Die zoom ik nu letterlijk even uit, om te laten zien dat het woonerf zelf ook de dingen eenvoudiger maakt. Wat zich de trapjes op bevindt, is een school. Een open school. Of een brede school, zo u wil: de speelplaats is na de schooluren en tijdens de schoolvakanties gewoon een deel van de publieke ruimte. Helemaal wat anders dan de omheinde vestingen die bij ons doorgaan voor scholen.

Dat kan natuurlijk alleen maar omdat het niet zo’n probleem is wanneer een kind zich op de straat zou begeven: er is daar weinig autoverkeer en het weinige dat er is rijdt stapvoets.

In Littenweiler, deelgemeente van het Duitse Freiburg, kwam ik nog zo’n voorbeeld tegen. De straat aan de school is daar een autovrije straat, wat de school de kans geeft om een open school te worden.

Zo simpel kan het zijn.

We spelen thuis

Geplaatst op
Zelfportret

‘Geen sant in eigen land’ luidt de uitdrukking. Het gebeurt dan ook niet zo heel dikwijls dat ik in mijn eigen stad spreek. Al mag ik dezer dagen niet klagen: in de komende weken mag ik er twee keer het woord nemen. Op donderdag 12 oktober in het CC ’t Schaliken en volgende week op dinsdag 12 september in de Fonderies de la Campine (Peerdsbosstraat 1, op geen 5 minuten wandelen van het station ‘Herentals’) voor het Davidsfonds.

Het gaat om twee compleet verschillende lezingen. Meer nog: de lezing in ’t Schaliken is er eigenlijk geen. Het is een ‘lees-zing’ samen met mijn (muzikale) kompaan Hans Rombouts, een format die zich compleet buiten mijn comfortzone bevindt. Ik kom er hier later op terug.

De lezing voor het Davidsfonds is écht een lezing. Vertrekkend van de vraag ‘Hoe loopt het verkeer(d)?’ zal ik proberen te duiden hoe het zover is kunnen komen en wat we er aan zouden kunnen doen.

Daarbij zal ik de mythes die het mobiliteitsdebat in dit land kleuren één voor één tegen het licht houden. In het entreegeld (10€ voor leden, 15€ voor niet-leden, ter plaatse te betalen of vooraf via DF-Herentals BE82 4132 0913 3168) is de waarborg inbegrepen dat u daarna nooit nog op dezelfde manier naar onze mobiliteit zult kijken.

Tot slot. In het onwaarschijnlijke geval dat u nog zou twijfelen tussen 12 september en 12 oktober: speel zeker en kom naar allebei.

Het zullen twee heel verschillende avonden worden, waarbij de eerste zelfs een mooie intro is op de tweede.

Hoog tijd voor een veiligheidscultuur

Geplaatst op

Voor het eerst sinds lang was er nog eens iets positiefs te melden over de tussentijdse cijfers van het aantal doden en gewonden in het Belgische verkeer. Al is er geen reden om victorie te kraaien: gemiddeld komen negen mensen per week niet levend op hun bestemming. Bovendien: als we de cijfers van VIAS in detail bekijken, dan is de trend sinds februari (binnen dit jaar beschouwd) alweer stijgende.

Het is dus nog altijd hoognodig een versnelling hoger te schakelen om eindelijk werk te maken van een heuse veiligheidscultuur. Daar ontbreekt het in dit land stelselmatig aan. Het aandeel ongevallen waarbij alcohol in het spel is, ligt al vele jaren op ongeveer 9%. Toch blijven we alcohol verkopen in tankstations en willen we niet weten van een alcoholslot in elke wagen. Nochtans gaat het niet over een probleem van een kleine minderheid. In juni berichtte Vias over een Europese enquête van de Fondation Vinci dat 19% van de Belgen toegaf “boven de wettelijke limiet te hebben gereden zonder de effecten van alcohol te voelen.” Met die onderschatting van de impact van alcohol op hun rijgedrag scoorden de Belgen bijna dubbel zo hoog als het Europese gemiddelde.

Misschien moeten de Belgische brouwers toch eens als BOB-partner geschrapt worden. Mogelijk leidt dat tot campagnes zonder opgetrokken handrem. Wie deze suggestie ‘er over’ vindt: hoe normaal zouden we bewustwordingscampagnes rond drugs vinden als die in samenwerking met de drugslaboratoria werden opgezet?

Officieel spookrijden…

Dat er in ons land geen veiligheidscultuur is, blijkt ook dagelijks uit de nonchalante manier waarop werven en de daarbij horende omleidingen worden gesignaliseerd. Niet alleen aannemers gooien er met de pet naar, ook de verschillende wegbeheerders doen dat. Niet ver van waar ik woon, bakt de Vlaamse Waterweg (opdrachtgever van de herstellingswerkzaamheden aan een fietsbrug verderop) het zelfs zo bruin dat ze de omgeleide fietsers aanspoort om een gevaarlijke overtreding te begaan: ze worden een te smal (met de voetgangers, speedpedelecs en bromfietsen te delen) fietspad opgestuurd.

Straks word ik weer opgebeld door iemand van de pers: hoe komt het toch dat het aantal ongevallen onder fietsers zo hoog blijft? Gegarandeerd gaat het dan weer over helmpjes. Terwijl brilletjes voor de verantwoordelijken wellicht veel meer zouden helpen.

Omdenking

Geplaatst op

Wij jongelui van mobiliteit zijn in de regel sterk geneigd om te denken in termen van lasten: verkeershinder, moeilijke doorgangen, ‘onderbroken’ wegen, gestremd verkeer, omleidingen. We sloven ons uit in verontschuldigingen voor de hinder – terwijl de resultante doorgaans toch niet meer is dan wat ongemak, een minuscule hapering in onze routines, een verkleining van de comfortzone waarin wij ons bewegen.

Vreemd toch als je bedenkt dat we het meestal zonder excuses moeten doen als er slachtoffers vallen op de weg, zelfs wanneer die (mede) het gevolg zijn van nalatigheid van de wegbeheerder.

We verliezen daarbij ook uit het oog dat die ongemakken meestal niet alleen maar ongemakken zijn: de opgebroken straat geeft plots ruimte aan kinderen om te spelen, het weren van doorgaand verkeer brengt rust en geeft de omwonenden letterlijk weer adem, mensen komen weer buiten en leren elkaar kennen. Legio zijn de voorbeelden van straten en wegen waar de bewoners met spijt in het hart de vordering van de werken aanschouwen. Want het einde van de werf, betekent het begin van wat wij ‘normaal’ zijn gaan vinden: verkeerslawaai, onoversteekbaarheid, uitlaatgassen, ruimte die ingenomen wordt door blik ten nadele van die voor mensen.

Kennelijk zijn we bereid een hoge prijs te betalen voor wat dan ‘onze welvaart’ heet. Zoals ik in ‘Weg van het systeem’ (Uitgeverij Vrijdag) al schreef, speelt niet zozeer overdreven politieke correctheid ons parten, wel economische correctheid. Die laat ons alleen nog de vrijheid om te kiezen waarvan je wakker ligt: van het verkeer of van te weinig jobs. Zie het ‘debat’ over de nachtvluchten. Een samenleving waarin we zouden kunnen genieten van een gezonde nachtrust én allemaal een inkomen hebben om goed te kunnen leven, lijkt dus niet tot de mogelijkheden te behoren.

Die dominante manier van kijken maakt ons blind voor andere opportuniteiten. De bouwkraan die ‘het verkeer’ (bedoeld is dan: het autoverkeer) blokkeert, zorgt voor een proefopstelling die we zonder die werf nooit hadden durven implementeren.

Last of lust? Al meer dan een jaar zorgt een bouwwerf voor een unieke proefopstelling.

Maar we doen er weinig of niets mee. We doen geen voor- en nametingen inzake luchtkwaliteit, geluidsniveau, verkeersintensiteiten, verkeersstromen in andere straten of modal split. Zo missen we de kans om van de tijdelijke situatie te leren en er misschien definitieve consequenties aan te verbinden.

Heel soms zien we de opportuniteiten wel. Zoals vandaag op de N153 tussen Wechelderzande en Oostmalle. De rijweg is er voor de helft opgebroken voor de aanleg van een nieuwe persleiding voor afvalwater (en hopelijk een degelijk fietspad er bovenop, maar veel wijst er op dat men deze opportuniteit om werken te combineren grandioos gemist heeft). Door het bouwverlof ligt de werf stil en fungeert de overblijvende rijstrook de facto als een breed super de luxe fietspad. Soms moet je om iets aan te leggen alleen wat beton opbreken…

Het was nog nooit zo heerlijk en veilig fietsen tussen Oostmalle en Wechelderzande.
Uitnodigend voor fietsers kan de signalisatie bezwaarlijk genoemd worden. Met de communicatie loopt er trouwens nog wel meer mis. Wie op de website van het Agentschap Wegen en Verkeer gaat kijken, vindt over de ‘Oostmalsebaan’ nog info van werken van een jaar geleden. In de Gazet van Antwerpen lezen we dat de werken voor veel ‘ellende’ zorgen. Blijkbaar brak de aannemer te veel op, waardoor het autoverkeer niet (in één richting) kon blijven doorrijden. Men miste de kans er een positief verhaal van te maken.

Mijn ongevraagd advies: laten we minder ‘omleggen’ en meer omdenken. Zou het niet mooi zijn mochten er in de toekomst van die oranje borden verschijnen met in zwarte letters ‘OMDENKING’?

‘Wij zijn gezien’

Geplaatst op

Engineering, Education, Enforcement. Het zijn goede bekenden. Wat zeg ik? Het zijn vrienden. Wij mogen ze dan ook gemeenzaam aanduiden als  “de 3 E’s”. Het is de Heilige Drievuldigheid van veilig verkeersgedrag. De een kan niet zonder de ander, voor de verkeerskundige is het basistheologie, zij het dan wel met een wetenschappelijke basis.

Toch zijn de 3 E’s in de praktijk zelden met z’n drieën.

Na weer eens een zwaar ongeval hoor je politici mismoedig ‘vaststellen’ dat mensen niet meer hoffelijk zijn. Ze zouden heropgevoed moeten worden. Of toch opgevoed, want ‘heropgevoed’ klinkt een tikje totalitair en het veronderstelt dat er eerder al iets is geweest.

Maar opvoeden doe je natuurlijk met kinderen. Zo komen we als vanzelf uit bij het onderwijs. Dat moet het oplossen. Met verkeerslessen in verkeersparken bijvoorbeeld. Kinderen worden dan met fietsjes en ‘bijhorende’ fluohesjes en helmpjes  en gocarts met een echt stuur het verkeersbordenbos ingestuurd. Nog voor ze de eerste rotonde hebben genomen hebben ze aldus twee dingen geleerd: dat fietsen een gevaarlijke activiteit is én dat je niet vroeg genoeg kunt beginnen vanuit het voorruitperspectief te denken. 

Het verkeerspark ambieert de werkelijkheid in het klein te zijn, maar faalt daarin jammerlijk. Door een onopvallende afwezigheid en een opvallende aanwezigheid, respectievelijk het vrijwel altijd ontbreken van voetgangers en de presentie van consequente handhaving. Begaat er iemand een overtreding, dan heeft oom of tante agent het beslist gezien. Wie een fout maakt, wordt berispt. Wie systematisch zondigt, wordt als een spelbederver aan de kant gezet. Hij of zij zal het merken op zijn of haar schoolrapport. He, het rijbewijs met punten, het bestaat dus toch!

In het ware leven kunnen verkeerszondaars jarenlang ongehinderd hun gevaarlijke gangetje gaan. Daar kunnen we blijkbaar prima mee leven. Tot we ze fysiek tegenkomen toch. Dan betekenen ze soms het einde van iemands leven. Maar ook dan manen de overblijvers tot realisme: “Dodelijke ongevallen zijn nu eenmaal een fact of life, daar moeten we mee leren leven.”

Ooit was dat anders. In de jaren zeventig noemden velen deze gang van zaken nog onverbloemd ‘moord’. ‘Stop de Kindermoord’ was een Nederlandse protestbeweging die het beleid tot verkeersveiligheidsmaatregelen dwong. De hele wereld plukt er tot op vandaag de vruchten van. Denk maar aan het ‘woonerf’ en de uitgeklede versie ervan, de zone 30. Politici werden op hun verantwoordelijkheid aangesproken en dus schoten ze in actie.

Ellende uit het verleden die nog altijd voortduurt: we gaan er letterlijk aan voorbij. In het begin van mijn carrière waren bermmonumentjes nog verboden omdat men vreesde dat het een schuldbekentenis van de wegbeheerder zou inhouden.

Tegenwoordig suggereert het woord ‘ongeluk’ dat niemand er iets aan kon doen. En als niemand er iets aan kàn doen, zàl ook niemand er iets aan doen. De beleidsverantwoordelijken niet. De politie niet.

Een straat die ‘aanzet tot te snel rijden’? Politici wijzen op het gebrek aan centen. De politie op het gebrek aan personeel. Allebei bedoelen ze dat verkeersveiligheid geen prioriteit is.

Politici hebben overigens wel een punt. De middelen zijn schaars, er moeten keuzes worden gemaakt. Het is inderdaad onmogelijk om alle wegen en straten binnen de zes jaar veilig te maken. (Zes jaar: in de leefwereld van lokale politici is dat één legislatuur. In de leefwereld van gewone mensen is dat één generatie lagereschool-kinderen.)

Maar dan zou je ten minste verwachten dat als die ene E van Engineering noodgedwongen lang op zich laat wachten, dat we dat dan zouden proberen te compenseren met die andere E van Enforcement.

Niet dus. Politiediensten verklaren doodleuk niet te zullen handhaven daar waar ‘de V85’ niet in orde is: “Dat is automobilisten pesten”. Daar waar ‘de V85’ wél in orde is, is het volgens dezelfden ook niet nodig: “Er zijn grotere uitdagingen dan een sporadische snelheidsduivel betrappen.”

Zo wordt het E-woord een F-woord. We krijgen een welgemeende opgestoken middelvinger van wie onze veiligheid zou moeten garanderen. In iedere andere context – kindercrèches, drugshandel, seksueel geweld, terreur –  schreeuwen we daarover moord en brand. Als het over verkeer gaat, knikken we begripvol. We kwalificeren moord als doodslag en doodslag als een ongeluk. En elk kwartaal verwonderen we ons over de cijfers van VIAS: hoe komt het toch dat er wéér meer slachtoffers zijn in plaats van minder? Misschien moeten we de markeringen van het verkeerspark toch nog eens vernieuwen? Of blitse hesjes uitdelen aan onze kindjes?

‘Wij zijn gezien’, zou dat geen toepasselijke opdruk zijn?

  • Deze tekst verscheen eerder in De Verkeersspecialist
  • Op vraag van verschillende lezers een verduidelijking: de ‘V85’ is de snelheid die door 85% van de gemeten voertuigen niet wordt overschreden. Veel verkeerskundigen en politiemensen menen dat er geen probleem is met de weginrichting wanneer minstens 85% van de chauffeurs zich aan de maximumsnelheid houden (en de V85 dus gelijk aan of lager is dan de snelheidslimiet). Ze vergeten dat het juist de uitschieters zijn (met als nuttige indicator de ‘Vmax’) die een straat vaak onveilig maken (meer hierover in mijn boek ‘De file voorbij’). Voorts leidt dit gebruik van de V85 er ook toe dat autobestuurders de facto zelf bepalen wat een redelijke snelheidslimiet is voor een straat (meer hierover in het boek van Thalia Verkade ‘Het recht van de snelste’).

De transfers die (bijna) iedereen normaal vindt

Geplaatst op

Een tijdje geleden was het in het nieuws. Autofabrikanten pakken tegenwoordig niet alleen uit met nieuwe modellen, maar ook met nieuwe verdienmodellen. Bijvoorbeeld: werken met abonnementen.

Bij BMW is het al zover. Je kan er een abonnement nemen om je zetelverwarming te kunnen gebruiken.

Lees die laatste zin nog eens en sta even stil bij het bezittelijk voornaamwoord. Inderdaad: je betaalt om iets wat je zelf gekocht hebt te mogen gebruiken.

Problematisch? Ik heb er weinig verontwaardiging over gehoord of gelezen. Kennelijk stellen we er ons geen vragen bij als zo’n constructie wordt opgezet in het belang van aandeelhouders van privébedrijven. We hebben het marktdenken zo goed geïnternaliseerd dat we het ‘natuurlijk’ zijn gaan vinden en er ons geen vragen meer bij stellen.

Interessant weetje: ongeveer 46% van de aandelen van BMW zijn in handen van de wellicht rijkste familie van Duitsland, de familie Quandt.

(Wreedaardig weetje: de familie Quandt vergaarde een flink deel van haar fortuin door zaken te doen met de Nazi’s. Een detail waar ze niet graag op terugkomt.)

(Aardig weetje: de Quandts zijn behalve mediaschuw ook gulle sponsors van Duitse politieke partijen – vooral de CDU en de FDP en in mindere mate de SPD. ‘In mindere mate’ is trouwens relatief: volgens het weekblad Trouw (geciteerd op Wikipedia) ontving de sociaaldemocratische partij in tien jaar tijd een miljoen euro aan steun. Als de Duitse parlementsleden al eens een extra effort doen om de milieunormen voor auto’s uit te hollen of niet willen weten van een snelheidslimiet op de Autobahn, dan is de verklaring daarvoor niet ver te zoeken.)

(Aardige kanttekening bij het aardig weetje: de afwezigheid van een snelheidslimiet is zeer relatief. In de feiten geldt een adviessnelheid van 130km/u en die is, anders dan velen denken, niet zonder consequenties. Wie aan een hogere snelheid ergens tegenaan knalt, kan door de Duitse rechter aansprakelijk worden gesteld als die oordeelt dat het ongeval vermeden had kunnen worden mocht de adviessnelheid zijn gerespecteerd.)

Bon. Terug naar het verdienmodel waar niemand problemen mee lijkt te hebben: is dat in essentie niet hetzelfde als ‘rekeningrijden’?

Toch is daarover, zoals deze week weer eens bleek, de verontwaardiging wél altijd groot. ‘We hébben al betaald via onze auto- en wegenbelastingen,’ luidt het dan – een argument dat de waarheid geen klein beetje geweld aandoet. Alleen in Denemarken worden de kosten verbonden aan het autoregime gedekt door de autogebruikers zelf. Bij ons wordt niet eens de helft van de kosten gedekt. Check bijvoorbeeld hier en kijk op figuur 6 welk mal figuur wij slaan.

Versta: er bestaat in ons land een financiële transfer van meerdere miljarden van niet-autogebruikers naar autogebruikers. Kennelijk vinden, op Open VLD en Groen na, alle Vlaamse politieke partijen – van extreemrechts tot extreemlinks – dit heel logisch en rechtvaardig.

Of nee, Ben Weyts (N-VA) vindt het ook niet rechtvaardig: tot kort voor de vorige verkiezingen (2019) was hij een voorstander van rekeningrijden. Alleen ‘stelde hij (tijdens de campagne) vast dat er geen draagvlak voor is’.

Geen draagvlak dus voor meer financiële rechtvaardigheid. Zou het kunnen dat je het dan gewoon niet goed genoeg uitlegt?

Storm in een gratis glas water

Geplaatst op

Na een dracht van 19 jaar baarden de ­regeringen van dit land een alcoholplan. ­Hoera, een plan! Hoera? Het plan is te ­weinig ambitieus, zeggen mensen die er meer van af weten dan ik. Als ik alleen kijk naar mijn winkel, die van de verkeersveiligheid, moet ik hen jammer genoeg ­gelijk ­geven. Andermaal mist ons land de kans om ­alcohol te bannen uit tankstations ­(alleen tussen 22 uur en 7 uur zetten we de kat niet langer bij de melk). Van een verplicht alcoholslot in auto’s is blijkbaar zelfs geen ­sprake geweest.

Toch ging de meeste aandacht naar de kritiek van de horecasector. Die is verontwaardigd over de verplichting om gratis water aan te bieden. In tal van landen is dat al jaren de normaalste zaak van de ­wereld, in België is het een onoverkome­lijke hindernis. ‘Gratis bestaat niet,’ ­roepen de cafébazen verontwaardigd. ­Bijna gratis kennelijk wel: een liter kraantjes­water kost de verbruiker minder dan een halve eurocent. Voor 1 euro kun je meer dan 80 klanten een glas water aanbieden.

Toch snijdt de bewering van de horeca-uitbaters hout: gratis bestaat niet. Donald Shoup, urbanist aan de Universiteit van ­California Los Angeles (UCLA), legt in zijn boek The high cost of free parking het verband tussen horeca, parkeren en het ­gratisconcept. Stel, schrijft hij, dat steden en gemeenten alle fastfoodrestaurants ­zouden verplichten om bij elke hamburger gratis frieten aan te bieden. De frieten zouden gratis lijken, maar in termen van geld en gezondheid zouden ze veel kosten. Wie geen frieten eet, zou meer moeten betalen voor zijn hamburgers, zonder er een voordeel voor in de plaats te krijgen. Wie de frieten opeet, maar die normaal niet zou hebben besteld, is ook slechter af, want hij eet ongezonder dan hij normaal zou hebben gedaan. Zelfs wie wél voor frieten zou hebben gekozen, is niet beter af. De kostprijs ervan zit nu gewoon in die van de hamburger.Wat is het verschil met het opleggen van een minimumaantal (gratis) parkeerplaatsen, vraagt Shoup zich retorisch af. Minimumnormen voor parkeerplaatsen dwingen mensen die te arm zijn om een auto te bezitten om mee te betalen voor parkeerplaatsen die ze nooit gebruiken. De anderen worden aangemoedigd om meer auto’s te kopen en die vaker te gebruiken dan ze hadden gedaan als ze hadden moeten betalen om te parkeren.

Hoe eenvoudig ook, Shoup beseft dat hij een moeilijke boodschap brengt, want hij voegt er aan toe: ‘Ik zeg niet dat er geen parkeerplaatsen moeten zijn. Ik zeg dat er een billijke prijs voor moet worden ­betaald.’

Wetende dat een parkeerplaats iets meer kost dan een glas water, is het voor de krenterige kasteleinen misschien te overwegen om hun prioriteiten eens tegen het licht te houden. Met de geboekte winst kunnen ze tienduizenden mensen een gratis glas water schenken.

Deze tekst verscheen in een lichtjes andere vorm in De Standaard van 4 april 2023.

Zwarte humor of cynisch businessmodel?

Geplaatst op

En als deze wagen betrokken geraakt bij een ongeval, komt er nog een betekenis bij…

Over schildpadden en hazen

Geplaatst op

Het ging vorige week dus over verkeersonveiligheid en wat we er aan kunnen doen. Dat we het dan over snelheidsbeperkingen moeten hebben, lijkt een no brainer. Toch is het elke keer nog schrikken van de reacties. ‘Snelheid’ blijkt bij sommige mensen een hardnekkig taboe. Met als ultieme dooddoener: ‘ja, laat ons dan allemaal gaan stilstaan of gewoon thuisblijven, dan kan er niets meer gebeuren!’

Degenen die zich ervan bedienen zijn merkwaardig genoeg vaak dezelfden die te pas en vooral te onpas uitbazuinen dat mensen – of beter: arme mensen – moeten blijven op de plek waar ze toevallig werden geboren – of die plek nu geplaagd wordt door natuurrampen, oorlogen of meedogenloze dictators of niet. Immobilisme wordt dan plots van een reductio ad absurdum een bloedernstige schone deugd.

Mogelijk zorg ik bij de betrokkenen voor nog meer ergernis wanneer ik stel dat niet alleen absoluut hoge snelheden een probleem kunnen zijn, maar ook – en misschien wel vooral – snelheidsverschillen.

In ons tegenwoordige verkeer spelen ze een almaar belangrijkere rol, de snelheidsverschillen tussen fietsers onderling, tussen fietsers en voetgangers en zelfs tussen voetgangers onderling.

Dat laatste liet zich aflezen van de bordjes op de Coulée Verte, het Parijse equivalent van het Highline Park in New York: een groen lint op hoge poten op een verlaten spoortracé. Op een rustige zaterdagvoormiddag waren wij er getuige van een vredevolle symbiose tussen flaneurs, verstrooide wandelaars, opmerkzame toeristen, papa’s en mama’s die hun kinderen dan wel hun hondjes uitlieten en joggers die even de ziel uit hun lijf lieten.

Maar soms is het blijkbaar drukker en ontstaan er al eens tempoconflicten. In dat geval, zo heeft de parkbeheerder beslist, zijn het de schildpadden die aan het langste eind mogen trekken.

Voor de hazen heeft Parijs tegenwoordig elders plaats geruimd, al ging dat ten koste van nog snellere hazen.

Ruimtelijke herverdeling in Parijs: Anne Hidalgo maakte er werk van

Elke haas is vroeg of laat een schildpad voor een andere haas. Iedere schildpad is ooit en ergens wel een haas voor een andere schildpad.

De les is dat snelheden ook altijd relatief zijn. En dat we voor we het weten zelf het haasje zijn – ook al weten we vandaag zogezegd van niets.