RSS feed

Tagarchief: snelheid

Fietsersemancipatie

Geplaatst op

Michiel Hendryckx. Al jaren is z’n rubriek ‘altijd ergens, altijd iets’ in De Standaard Weekblad een vast ingrediënt van mijn zaterdagontbijt. Ik hou van z’n foto’s. Ik hou van de begeleidende bespiegelingen waarin hij strakke lijnen spant tussen het lokale en het globale. Meestal toch.

Af en toe gaat hij uit de bocht en krijgt zijn commentaar een verontrustend hoog Statler&Waldorf-gehalte. Enkele weken geleden was het weer van dat. Hij liet weten dat hij zijn elektrische fiets had verkocht omdat “de” fietser een egocentrisch monster is geworden.

Het anekdotische bewijs dat hij toevoegt, komt me niet eens zo onbekend voor. Ook ik stelde al dat sommige (!) fietsers, en in het bijzonder speedpedelec-gebruikers, zich gedragen als automobilisten op twee wielen en de eigen snelheid als enige maatstaf hanteren. Hendryckx heeft ergens een punt. Maar beweren dat geen enkele fietser voorrang verleent aan een zebrapad of de voorrangsregels respecteert ruikt naar kwaadwilligheid.

Hendryckx gooit alle fietsers (en speedpedeleccers) moedwillig op een hoopje en voortbouwend op de zelf geconstrueerde uitvergroting van de realiteit hangt hij dan maar zijn fiets definitief aan de haak. Hoe rationeel is dat? Als Hendryckx een béétje consequent was, deed hij ook zijn auto van de hand. Veel automobilisten rijden dronken rond, trekken zich niks aan van snelheidslimieten, parkeren hinderlijk en bezondigen zich, gewapend met een zwaarder wapen dan de fiets, aan verkeersagressie. Dat is niet alleen anekdotisch maar ook wetenschappelijk gedocumenteerd. Maar voor de fotograaf, die blijkbaar graag in zwart-wit denkt, is dat gegeven geen probleem.

Liever trekt hij zich terug op zijn eigen ‘moral highground’ en distantieert hij zich van het tweewielige plebs. Voortaan verplaatst hij zich alleen nog met zijn vierwieler, ongetwijfeld met een helm op zijn kop in een fluogeel exemplaar. Je wil niet weten hoeveel automobilisten er jaarlijks omkomen als gevolg van een hoofdletsel en door het feit dat hun auto niet tijdig werd opgemerkt door een andere chauffeur.

De reactie van de Fietsersbond, bij monde van Yves De Bruyckere, in De Standaard was opvallend mild. Weliswaar wees hij op ‘de olifant in de kamer’ dat de te krappe ruimte die toebedeeld wordt aan fietsers gedeeld moet worden door almaar meer fietsers die zich bovendien verplaatsen met fietsen van uiteenlopende maten en snelheden. Maar voorts gaf hij ruiterlijk toe dat veel fietsers zich niet aan de regels houden, soms omdat ze ze niet eens kennen. Mooi toch, hoe de Fietsersbond in het eigen hert durft te kijken. Je zou de vrienden van Touring eenzelfde lef toewensen.

Woonerf in een zone 30… Ligt het altijd aan de weggebruikers “dat ze de regels niet kennen” of zaaien wegbeheerders soms nodeloos verwarring?

Maar die eeuwige focus op verkeersregels en verkeerseducatie zit me toch niet helemaal lekker. Die is er al vanwege ongeveer alle andere organisaties en instellingen, daar hoeft de Fietsersbond echt niet altijd een schep bovenop te doen. Het heeft iets van moslims die zich bij elke terreuraanslag van IS verplicht voelen er uitdrukkelijk afstand van te nemen.

Wat ik mis is de kanttekening dat veel verkeersregels (en verkeersreglementen) nog altijd op maat zijn gesneden van de auto. En waarom zoveel eenzijdige nadruk op discipline en zo weinig op emancipatie?

Emanciperen in plaats van disciplineren, het is eens wat anders

Een inspirerend voorbeeld van dat laatste zag ik laatst in Kortrijk, waar de stad de fietsers oproept zich niet te laten marginaliseren en hun plek op te eisen in de fietszone.

Dat zo’n campagne nodig is, is op zich al een bewijs dat Hendryckx – en vele anderen met hem – van ‘de’ fietser een karikatuur maakt en vervolgens de karikatuur met de werkelijkheid gaat verwarren. Ook een realiteit: veel fietsers houden zich scrupuleus aan de regels en passen zich voortdurend aan aan de andere weggebruikers, zélfs als ze daarmee hun eigen rechten te kort mee doen.

Laten we die groep ook zichtbaar houden en een stem geven.

Metz: het belang van beleid (2/3)

Geplaatst op

Niet dat de Mettiezen het allemaal voor elkaar hebben. In het centrum van de stad mogen ambtenaren nog altijd gratis parkeren, terwijl fiets- of stapvergoedingen nog onbestaande zijn. Verkeerslichten geven weliswaar prioriteit aan de trambussen (“waar auto’s in hun zog van kunnen profiteren”, merkte een woordvoerder op), maar op tal van plaatsen zijn ze nog eenzijdig afgestemd op het autoverkeer. Voetgangers en fietsers moeten daardoor lang wachten op auto’s die soms niet eens komen, met veel roodlichtnegatie tot gevolg.

Een zegsman van het openbaarvervoerbedrijf vatte de uitdaging mooi samen: “l’omniprésence de la voiture” en het daarmee samenhangende ruimtegebruik staat niet in verhouding tot de capaciteit om mensen te verplaatsen.” Ruimterivaliteit, het woord dat ik ooit van de burgemeester van Stuttgart leerde, is overal waar de ruimte schaars is een probleem.

De experts in Metz waren zo nuchter om vast te stellen dat alle beschikbare infrastructuren momenteel ‘verzadigd’ zijn, van de Autoroute tot en met de treinstations. Ze trokken de logische conclusie dat er, behalve op een beter ‘ruimterendement’ (en dus een duurzame modal shift), meer moet ingezet worden op een ‘économie de proximité’ die de behoefte aan (lange) verplaatsingen beperkt. Vandaar dat het oude stadscentrum werd aangelegd als een aaneengesloten voetgangersgebied of woonerf. (Dat laatste noemen ze in het Frans treffend een ontmoetingzone (‘zone de rencontre’). Waar wachten wij op om dit over te nemen?)

De zone 10 in het stadscentrum blijkt zelfs verenigbaar met openbaar vervoer: de van ver zichtbare elektrische gratis ‘Navette’ beweegt zich stapvoets door de winkelstraten.
Tijdens regenbuien bleek ze zeer populair.
Handig, zo’n chauffeur met wie je oogcontact kunt maken…

De zone rond het ‘Centre Pompidou’, ooit monofunctioneel industrieel, is nu een gemengde zone met woonfuncties, winkels en kantoren.

De functiemix aan het Centre Pompidou: winkels, kantoren, woningen.
Overigens is het met die functiemix niet overal even goed gelukt…

Ook hier weer opvallend: de lokale autoriteiten blijken een prima zicht te hebben op alle stedelijke en regionale verkeersstromen. Ze beschikken over een actuele databank (soms ‘in real time’) over auto-, trambus-, trein- en fietsverplaatsingen. Maar ze hebben totaal geen zicht op de problematiek van wat ik ‘de onzichtbare files’ noem: mensen die zich graag zouden willen verplaatsen, maar dat vandaag niet kunnen, vallen consequent buiten beeld. Mobiliteitsarmoede is ook in Metz nog een blinde vlek in het beleid.

Over beleid gesproken: tot 2008 werd er een consequent pro-auto-beleid gevoerd. Pas met het aantreden van de socialistische burgemeester Dominique Groz kwam de omslag. Die werd in 2020 opgevolgd door burgemeester Grosdidier, van rechtse signatuur en (wat onze lokale gesprekspartners niet vermeldden) geregeld opduikend in verhalen over corruptie en machtsmisbruik, maar op het vlak van mobiliteit lijkt die voort te gaan op de ingeslagen weg. Continuïteit van beleid: ook een succesfactor die we overal tegenkomen. Er is dan ook een schijnbaar breed gedragen langetermijnplan voor de systematische uitrol van ‘zones 30’ in de woongebieden, naast ‘zones 20’ (woonerven) en ‘zones 10’ (waar fietsers toegestaan zijn, maar voetgangers absolute voorrang genieten).

Die zonale benadering blijkt dan ook te werken. De zones zijn leesbaar en logisch, de leegstand is beperkt en zelfs tijdens regenbuien is er altijd wel wat volk op straat.

Metz doorstond de ‘regentest’ met glans: ook als het regent is ze aantrekkelijk, zelfs voor kinderen. Wat is er leuker dan een diepe goot waar je in mag plenzen?

Dat er in 15 jaar zoveel werd verwezenlijkt, heeft alles te maken met de ‘Déclaration d’intérêt public’, een beleidsinstrument dat het algemeen belang laat primeren op het privébelang, precies het omgekeerde van wat bij ons vaak het geval is – en verklaart waarom het zo moeizaam gaat met de vervanging van onze ‘moordstrookjes’ door vrijliggende fietspaden.

Druk op het jaagpad

Geplaatst op

De gelegenheid doet nogal wat.

Ze maakt de dief. Dat weet iedereen.

Maar ze maakt nog meer.

De verplaatsing bijvoorbeeld. ‘Build and they will come’ luidt het onder mobiliteitsexperten populaire gezegde. Het geldt voor fietspaden en helaas ook voor autowegen.

De gelegenheid maakt ook de snelheid. Dat krijgen we te horen wanneer er nog eens geflitst werd in een zone 30: ‘Ja maar, dat is geen zone 30 want je kan er veel sneller.’

Op jaagpaden kan de gelegenheid haar vrije gang gaan. Ze biedt ruimte voor fietsers en door de bijna complete afwezigheid van gemotoriseerd vervoer biedt ze er ook de kans om snel te gaan.

Gevolg: het is druk op onze jaagpaden. Of preciezer: er zit druk op onze jaagpaden.

Dat komt door het verdrijvingseffect, ik schreef er tien jaar geleden al over. Doordat er ongeveer overal elders bebouwing is en dus veel auto’s en dus veel conflicten zijn jaagpaden, samen met bepaalde segmenten van fietssnelwegen, de enige plekken waar fietsers eens alle remmen los kunnen gooien.

Ze doen dat dan ook almaar massaler. De wielersport is populairder dan ooit tevoren, oudere fietsers hebben het gemak en het genoegen van elektrische fietsen ontdekt en daartussen laveren ook nog eens de automobilisten op twee wielen, de heren en dames met hun speedpedelec – al besef ik dat ik met deze omschrijving sommige onder hen onrecht aandoe. Maar feit is: we zijn met almaar meer op het jaagpad en het gaat er almaar sneller aan toe.

Dat vraagt om ongelukken. Nu en dan gebeuren ze dan ook. Vorige week was er een met dodelijke afloop. Een groepje wieltoeristen reed een 73 jarige fietser aan en deze laatste overleed aan de opgelopen verwondingen. Allicht was er sprake van een groot snelheidsverschil en van oudere mensen weten we dat een valpartij die voor een jongere zonder veel erg zou aflopen hen zwaar te staan kan komen. Dubbele pech dus, maar zonder de ‘systeemfout’ (de verdrijving van verschillende soorten fietsers als gevolg van de erbarmelijke ruimtelijke ordening in dit land) zou het ongeval mogelijk nooit zijn gebeurd.

Het mag ons doen nadenken. Over onze ruimtelijke planning en de eruit voortvloeiende ruimterivaliteit op de schaarse fietsreservaten. En over de functie van jaagpaden en fietssnelwegen. Laten we niet opnieuw de fout maken om alleen maar het ‘gedrag’ van fietsers in het vizier te nemen en alle heil te verwachten van ‘meer hoffelijkheid’. Een fietsbel kan inderdaad soms wonderen doen. Maar als het zo eenvoudig was, dan was de oorlog in Oekraïne ook al afgelopen met een beleefde handdruk en een welgemeende ‘sorry’.

De juiste oplossing vinden begint met het stellen van de juiste vragen. Wat verwachten de verschillende gebruikers van jaagpaden en fietssnelwegen? In welke mate zijn die verwachtingen compatibel en honoreerbaar? Wat betekent het antwoord op voorgaande vragen voor de inrichting van de genoemde infrastructuur?

Hopelijk vatten we binnenkort toch eens dit debat aan. Het wordt met de dag dringender.

  • Lees ook het artikel dat VRTNieuws aan de problematiek wijdde.

De snelwegstraat

Geplaatst op

Gisteren stond ik weer eens voor paal.

Voor een verlichtingspaal meer bepaald. Eerlijk: ik werd er kwaad van.

Gemeentebesturen hebben het financieel moeilijk. Almaar meer taken worden naar hen doorgeschoven, corona heeft er zwaar ingehakt en nu doet de Oekraïne-oorlog er nog een schep bovenop. Beterschap is niet in zicht.

Je zou denken dat zo’n gemeentebestuur elke euro twee keer omdraait vooraleer hij wordt uitgegeven. Wanneer er nieuwe verlichting moet komen, bijvoorbeeld. Dan is de vervanging van de oude armaturen door LED’s allicht een no brainer, maar er zijn – dat zouden gemeentebesturen en zéker de distributienetbeheerder zo langzamerhand mogen weten – nog wel meer aspecten die er toe doen.

Zo zet je – opgelet, open deur! – geen lantaarnpalen langs een autosnelweg. Die fout heb ik nog nergens weten maken. Het omgekeerde blijkt minder vanzelfsprekend te zijn, want gemeenten blijven doodleuk snelwegverlichting plaatsen in woonstraten. Vervolgens verbazen ze zich er over dat er daar te snel gereden wordt. Verlichte geesten, het blijft een zeldzaamheid.

Very high tech: twee verdiepingen om precies te zijn

Helemaal te gek wordt het wanneer die reuzenpalen dan ook nog eens midden op het trottoir worden neergepoot – alsof er geen vademecum voetgangersvoorzieningen bestaat.

Al zou men met een dosis gezond verstand ook al een eind zijn opgeschoten.

De taal van Michel Vaillant

Geplaatst op

Het voorruitperspectief heeft ons een taal opgedrongen die nu zelfs het uitzicht van onze fietsvoorzieningen bepaalt. Een fietsweg werd een ‘fietsostrade’ en dus een kaarsrecht traject met verlichtingspalen erlangs. Alleen de vangrails ontbreken nog.

Meestal toch. Want de afgelopen week ging de Vlaamse Waterweg nog dat ene stapje verder. Om fietsers naar haar jaagpad te leiden (en hen te behoeden voor een val in het kanaal) vond het agentschap er niet beter op dan nog eens een sterk staaltje autodenken uit de kast te halen. Letterlijk dan nog wel.

Het resultaat is een bocht waar Michel Vaillant van gaat likkebaarden dankzij ‘verkeerstaal’ die niet oproept tot de gewenste vertraging maar juist snelheid en versnelling suggereert.

Ironisch genoeg toonde de Vlaamse Waterweg aan de andere oever dat het ook anders en beter kan. Met een balustrade die uitnodigt om op te leunen en rustig te genieten van het uitzicht wordt hetzelfde doel gediend, maar zoveel zachter en effectiever.

De traagheid vieren

Geplaatst op

“Hej hej”, zei ze. De Zweedse freule betrapte me bij het bewonderen van haar slagschip: een Chevrolet Impala, geboortejaar 1959 en pas geïmporteerd vanuit de US. Ze kon de belangstelling wel waarderen en beantwoordde gewillig mijn vragen. Hoeveel dat ding verbruikte? Ze mompelde iets van “15 liter”. Het was duidelijk dat ze het liever in het ongewisse liet. Wat haar zo aantrok in deze manier van verplaatsen? Ze haalde haar schouders op. “Just cruising,” zei ze, “having fun, listening to music and annoying everyone else.” Ze grijnsde hartveroverend ondeugend.

Als er al ergernis werd opgewekt, dan had ik daar onderweg weinig van gemerkt. De meeste Zweden houden altijd keurig afstand, ook als hun voorligger aan de trage kant is. Dat komt vaker voor dan je zou denken: zeker in het weekend deinen de Amerikaanse sleeën uit fifties en sixties in grote getale over de Zweedse wegen. Het is een heuse subcultuur: in de winter eraan sleutelen, in de zomer over de wegen wiegen. Af en toe zagen we ze samenklitten bij tankstations, de amechige Chevrolets, Mercury’s, Fords, Chryslers, Cadillacs, Buicks, Oldmobiles en Nashes en hun frisse inhoud: jongelui die de traagheid vierden in een zee van gevleugeld chroom.

Hoewel Belg, ergerde ik me er niet aan. Integendeel. Als ik al de neiging had om te gaan bumperkleven, was dat om merk en model te verifiëren. Mijn echtgenote kreeg het overigens behoorlijk op haar zenuwen van mijn enthousiasme. Telkens ik ‘kijk, kijk dan!’ riep, meende ze eindelijk die langverwachte eland te zien te krijgen. Quod non.

Eigenlijk werkte het cruisen best aanstekelijk. Het is verbazend ontspannend als je alleen maar afstand moet houden tot je voorganger, zelfs als het snelheidsregime harmonicagewijs varieert van 40km/u (in elk gehucht) over 50, 60, 80 en, heel uitzonderlijk, 110 km/u. Niks, geen ergernis. Integendeel: genieten.

Toen ze vernam waar wij vandaag kwamen, vertelde een dienster in een restaurant over de goede herinneringen die ze had overgehouden aan ons land. “Maar,” voegde ze er aan toe, “als ik toch één minpuntje mag aanstippen: jullie rijden als gekken.” Ik ontken niet dat ik niet ontkende.

Of de Zweden dan zo’n voorbeeldige chauffeurs zijn? Jawel. Al zijn er natuurlijk de spreekwoordelijke uitzonderingen die de regel bevestigen. Op de snelweg naar Göteborg werden we één keer voorbijgevlamd door een spiksplinternieuwe Mustang. Hij had een gepersonaliseerde nummerplaat: “IAMLATE”.

Voor één keer aanvaardden we het excuus.

Wat als de staart nu eens kwispelde?

Geplaatst op

Mijn pleidooi voor een proactieve snelheidsverlaging op snelwegen – ik had ook kunnen zeggen: voor een snelheidslimiet die rekening houdt met de reële context van veiligheid, gezondheid, milieu en capaciteit -, leverde me steunbetuigingen én scheldtirades op.

Om het eerst over de steun te hebben: gouverneur Berx gaf tijdens de uitzending op RTV aan dat we hierover het debat moeten durven aangaan. Terecht had ze het over ‘durven’, want ik stel vast dat zelfs de politici die heel goed beseffen dat mordicus (sic) vasthouden aan de huidige limieten niet kan vooral strategisch zwijgen. De linkerzijde van het politieke spectrum laat zich er graag op voorstaan meer aandacht te hebben voor People en Planet dan voor Profit, maar als het er echt op aankomt is ontbeert het de moed om echte keuzes te maken. (Tot daar mijn 1 mei-boodschap. De andere gaan vandaag over de verdeling van de Profit, met weinig aandacht voor de andere P’s.)

De scheldtirades komen meestal van de andere kant. Pleiten voor lagere snelheidslimieten is betuttelend en bedilzuchtig, luidt het daar. Zich tegen maxima verzetten getuigt dan van vrijheidsliefde en moedig verzet, al is er aan conformisme natuurlijk niks heldhaftigs. Trouwens, de wetten waar deze lieden het echt moeilijk mee hebben zijn die van de fysica, niet die van de overheid. Om maar eens de conservatieve filosoof Roger Scruton te parafraseren: de rede heeft al lang geleden zijn steun voor hoge snelheidslimieten ingetrokken.

Wie aan een snelheid hoger dan 80km/u tegen een stalen muur aanknalt, heeft bitter weinig overlevingskansen. De dag na mijn pleidooi op RTV werd het nog maar eens bewezen. Een jonge vrouw liet het leven – talrijken achterlatend in rauwe rouw, om niet te spreken over de trauma’s voor de hulpverleners.

In het interview van vorige week werd ook benadrukt dat de vrachtwagens en hun chauffeurs in de recentste reeks ongevallen geen enkele schuld trof. Het waren telkens personenwagens die achteraan op de file beukten. True.

Toch wil dat niet zeggen dat er geen sprake is van medeverantwoordelijkheid. De vraag die we ons moeten stellen is of de eigenaars van de vrachtwagens alles hebben gedaan om het ergste te voorkomen. Ik denk dat het antwoord ontkennend is.

Elke crash weer valt het grote contrast in de geleden schade op. Aan de ene kant een onherkenbare schroothoop, aan de andere kant een laadbak met nauwelijks een schrammetje. Komt natuurlijk doordat vrachtwagens achteraan geen kreukelzones hebben. Die toevoegen lijkt me moeilijk haalbaar, maar het wil niet zeggen dat er geen ruimte voor verbetering is.

Misschien ligt die meer voor de hand dan men op het eerste gezicht zou denken. De oorzaak van de ongevallen is meestal duidelijk: de slachtoffers hadden te laat gezien dat de realiteit niet strookte met hun verwachting. Ze dachten dat hun voorliggers aan 100km/u of meer voortraasden, maar in werkelijkheid bleken die stil te staan. Afleiding door smartphone en andere verleiders is allicht de belangrijkste verklaring en daar moet uiteraard hard op ingegrepen worden. Maar wat als we de afgeleiden nu eens tijdig op de file attent konden maken?

Doen we al, hoor ik u mompelen, met borden en met al dan niet dynamische portalen. Die worden almaar verder voor de file geplaatst, om toch maar tijdig de aandacht te trekken. Alleen: op de duur is die afstand zo groot dat de gewenning alweer ingetreden is tegen de tijd dat de stilstaande colonne er echt is. De verrassing mag dan al lang aangekondigd zijn, het blijft een verrassing.

Wat als die laatste vrachtwagen in de rij nu eens niet alleen maar schamele richtingaanwijzers had om zijn immobilisatie aan te geven, maar een lichtboodschap zo groot als z’n hele achterkant? Of een lichtbak met bewegende ‘stop’-boodschappen bovenop – en dus van heel ver zichtbaar? Wat, met andere woorden, als we de staart van de file nu eens lieten kwispelen?

Het kan niet zo moeilijk zijn om vrachtwagens te verplichten hun gebrek aan kreukelzones (deels) te compenseren met dit soort ’jam warning’. Dat mag de kostprijs van zo’n wegkoningin dan enigszins opdrijven, maar alle truckchauffeurs en exploitanten van transportbedrijven die ik ooit sprak gaven aan dat betrokken geraken bij zo’n ongeval hun ergste nachtmerrie was. De bereidheid in de sector zal dus vermoedelijk groot zijn.       

Verpletterende (on)verantwoordelijkheid

Geplaatst op

Ooit begon de E313 als een koninklijke weg: de Koning Boudewijnsnelweg. Maar die tijd ligt ver achter ons. Wat ooit een betonnen loper naar een roze toekomst leek, blijkt steeds vaker een Highway to Hell. De afgelopen weken bouwde de autostrade verder aan z’n morbide reputatie met een reeks zware ongevallen ter hoogte van een werf. Naar aanleiding daarvan was ik vanmorgen samen met gouverneur Berx te gast bij onze regionale televisie.

De gouverneur, een vurig pleitbezorger van meer verkeersveiligheid, klaagde in niet mis te verstane bewoordingen het gedrag van veel weggebruikers aan. Te dikwijls rijden die te snel én zijn ze daar bovenop ook nog eens in de weer met hun smartphone. 

Als de uitdrukking ‘een verpletterende verantwoordelijkheid’ érgens op z’n plaats is, dan wel hier. De meedogenloosheid van onze taal benadert soms aardig die van de realiteit.

“Highway to Hell”

Toch is daarmee de kous niet af. Er is ook nog de vraag of onze maatschappij alles doet wat in haar macht ligt om dat ongewenste gedrag te voorkomen. Het antwoord is, helaas, ontkennend.

Als het gaat over verkeersveiligheid sluiten we nog al te vaak compromissen. Een paar voorbeelden? Welaan dan…

  • We kunnen heel verontwaardigd doen over bellen en texten achter het stuur. Maar we weten intussen dat handenvrij bellen bijna even gevaarlijk is. Toch staan we het toe. “Geen maatschappelijk draagvlak,” luidt het dan vaak verontschuldigend. Blijkbaar is dat er dus wel voor de vele dodelijke ongevallen.
  • De inrichting van veel wegenwerven kan veel beter. Keer op keer moeten we vaststellen dat er eerst een paar zware ongevallen moeten gebeuren vooraleer alles uit de kast gehaald wordt om werven goed te signaliseren. Hoe meer mensen achter het stuur in de weer zijn met toeters en bellen, hoe meer toeters en bellen je nodig hebt om hun aandacht te vangen als het nodig is. Maar daarop gaan we dan besparen. De bouwheer-wegbeheerder door niet het allerbeste materieel (zoals bijvoorbeeld dynamische portaalsignalisatie) te eisen in de lastenboeken. De aannemers door alleen te doen wat er uitdrukkelijk wordt geëist. Meer winst, meer verlies van mensenlevens.
  • Jaren geleden voerden we rekeningrijden voor vrachtwagens in. Een onbedoeld neveneffect daarvan was de zogenaamde camionettisering: transporteurs vervingen vrachtwagens door kleine bestelwagens. Daarvoor is geen kilometerheffing verschuldigd. Bovendien zijn ze ook niet gebonden aan vervelende rij-en rusttijden en hoeven ze niet uitgerust te zijn met een tachograaf of een snelheidsbegrenzer. We herkennen ze intussen in de ongevallenstatistieken: de white van men. Maar politici negeren het fenomeen tot vandaag met veel succes. 
  • Verkeersveiligheidsbeleid is nog altijd in hoge mate een reactief beleid. We gaan bijvoorbeeld pas extra handhaven als er al ongevallen zijn gebeurd. Dat wijten we aan een tekort aan personeel. Vreemd, want een veelvoud van dat personeel (politie, brandweer, ambulanciers, dokters) is er na de fatale klap plots wel.

Wat als we nu eens werk maakten van een echte veiligheidscultuur? Als we nu eens geen halfslachtige keuzes meer maakten als het gaat om veiligheid op de weg?

Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat we de snelheidslimiet op de snelweg niet zouden verlagen wanneer de file er al staat, maar al op voorhand. Niet reactief dus, maar proactief – al is ‘preventief’ nog juister.

Stel dat we het Nederlandse voorbeeld zouden volgen en de maximumsnelheid verlagen naar 100km/u. Met een te verwaarlozen investering (vervanging van borden) zou dat (behalve minder uitstoot van stikstof en fijnstof, minder lawaaihinder en minder energieverbruik) onmiddellijk een pak veiligheidswinst opleveren. 

100km/u zorgt voor minder ongelukken (meer reactietijd, kortere remafstanden,  kleinere snelheidsverschillen tussen vrachtwagens en personenwagens) en minder zware ongelukken. En dus ook voor minder incidentfiles, de vervelendste én gevaarlijkste files die er zijn.  De reistijd zou overigens ook verkorten doordat aan een lagere maximumsnelheid de capaciteit van de snelweg beter wordt benut. Door minder snel te rijden is dus niet alleen de kans dat we aankomen groter, ook de kans dat we eerder aankomen is dat.

Aanknopend bij het begin van dit verhaal: de zware ongevallen op de E313 en andere snelwegen in ons land zijn echt wel de verantwoordelijkheid van àlle bestuurders in dit land: autobestuurders en politieke bestuurders.

Blind verplaatst

Geplaatst op

Nabijheid is de beste mobiliteit. Ik herhaal het al jaren. Velen ontdekken het dezer dagen. En eerlijk gezegd herontdek ik het zelf ook nog elke dag.

Want laat ons wel wezen, met onze focus op de lange afstand skipten we nogal wat.

Noorderwijk

Dit idyllische beeld bijvoorbeeld, gekiekt op geen twee kilometer van mijn deur. Gedurende jaren slaagde het erin verborgen te blijven. Nooit eerder heb ik het opgemerkt. In mijn haast heb ik de berm en het landschap altijd gereduceerd tot de  slordige penseelvegen van een amateurschilder.

Maar nu heb ik het gezien. Het is het tableau van een meester.

Ik ben geen kenner, maar het zou wel eens een niet gesigneerde Jacob van Ruisdael kunnen zijn.  

Misschien zit hier wel de format voor een televisieprogramma in: ‘Blind verplaatst’. De kandidaten worden naar een locatie gebracht waar ze elke dag voorbij komen. Eenmaal bevrijd van hun blinddoek, worden ze uitgenodigd om te kijken.

Sommigen zien het dan nog niet. Dat zijn de verliezers.

Anderen worden op slag verliefd. Zij zijn de winnaars.

Voor de rest van hun leven.

Van A naar A: lessen uit Corona (1)

Geplaatst op

Maanden geleden schreef ik hier over de sluiting van onze wijkwinkel. Het stukje eindigde met de voorspelling: “Het wordt nu een stuk stiller in onze woonwijk. En weer wat drukker op de weg.”

En zo geschiedde. Van achter het raam aan mijn bureau zag ik de mensenstroom letterlijk van de ene dag op de andere stilvallen. Sindsdien lagen onze stoepen er leeg en verlaten bij. Al een geluk dat er nog honden zijn die hun baasjes naar buiten dwingen, anders zagen we niemand meer.

Sinds een week is daar verandering in gekomen. Er is weer leven op straat. Niet dat het weer de gezellige passage van voorheen is, maar er zijn weer mensen. De meeste per twee, soms een vader en een moeder met een roedel kinderen, af en toe een eenzaat die zichzelf uitlaat.

Waar ze naartoe gaan?

Nergens heen. Echt nergens heen. Het is één van de grootste fouten in verkeersonderzoeken, die veronderstelling dat mensen altijd ergens heen gaan. Dat ze altijd van A naar B gaan en weer terug. Of van A naar B via C. Het is de erfenis van ons functionalistische denken: het idee dat wij altijd doelbewust onderweg zijn.

Vaker dan we beseffen zijn we gewoon op weg van A naar A. We gaan dan een luchtje scheppen of maken een ommetje. We verpoppen van voetganger tot wandelaar. Niet de bestemming maar de verplaatsing staat dan centraal. De kwaliteit ligt dan niet in het vlot ergens geraken, maar precies in het onderweg zijn.

Dat ‘onderweg zijn’ heeft verschillende aspecten. Om te beginnen de beweging zelf. Wie beweegt, blijft gezond. Lichamelijk én geestelijk. Het is geweten, maar te weinig. Een prettig neveneffect van Covid-19: de lucht is zuiverder en dus is beweging in de open lucht nog gezonder.

Molekens nieuwbouw

Contextloos ontworpen én vergund: nieuwbouw die buiten verhouding staat met de bestaande bebouwing

Voorts de omgeving. Hoe kwalitatiever die is, hoe interessanter de verplaatsing, hoe langer ze mag duren, hoe langzamer ze mag gaan. Wat dat betreft hebben we het getroffen in onze tuinwijk. Ook al slaat de verharding ook hier hard toe (pun intended), verschrompelen de hagen tot Herashekwerk en zorgt de zorgeloos contextloze aanpak van de verbouwingsarchitecten (en degenen die de ontwerpen beoordelen) ervoor dat het karakter van de wijk in sneltempo smelt, het blijft een wijk waarover bezoekers steevast hun waardering uitdrukken – al zegt dat misschien meer over de wijken waar die bezoekers wonen.

Tot slot het ontmoeten. Ook dat aspect staat vandaag onder druk. We zijn in de merkwaardige paradox terecht gekomen dat ‘sociaal zijn’ vandaag krek het tegenovergestelde vraagt van wat wij er tot nu toe onder begrepen.

Het goede nieuws is: vrijwel iedereen houdt zich eraan. De wandelaars groeten elkaar vanop veilige afstand en gaan hoffelijk opzij als dat nodig is. Dat laatste is opvallend vaak het geval. Stoepen zijn zo al niet berekend op mensen die naast elkaar lopen (kennelijk hebben straatontwerpers nog een andere opvatting van ‘sociaal zijn’), laat staan in tijden van Corona.

Misschien kunnen we tussentijds al een paar lessen trekken:

  1. Verkeersonderzoek moet meer aandacht geven aan de kwaliteit van onze verplaatsingen, in plaats van eenzijdig te focussen op vlotheid en snelheid.
  2. Corona is niet alleen slecht voor de gezondheid. Het zet ons alvast aan tot meer lichaamsbeweging. Mogelijk zal dit hier en daar leiden tot blijvende gedragsverandering.
  3. Onze onmiddellijke omgeving is belangrijker dan we dachten. We moeten daar dus (meer) zorg voor dragen. Een kwalitatieve omgeving is niet alleen belangrijk in onze (historische) stads- en dorpskernen, ze is dat overal.
  4. Trottoirs moeten misschien meer ontworpen worden voor wandelaars dan voor voetgangers, meer als conversatieroutes dan als marcheerstroken.