RSS feed

Categorie archief: economie

Zwarte humor of cynisch businessmodel?

Geplaatst op

En als deze wagen betrokken geraakt bij een ongeval, komt er nog een betekenis bij…

Dure besparingen

Geplaatst op

Deze week werden de tickets van de NMBS 8,73% duurder. De prijzen van schoolabonnementen en woon-werkabonnementen gingen zelfs met 9,73% de hoogte in. Doordat de vernieuwing en uitbreiding van het spoormaterieel veel te lang werd uitgesteld, mogen we daar de eerstvolgende jaren geen betere service voor verwachten. We zullen nog wel even moeten leven met treinen die in panne vallen of eenvoudig worden afgeschaft. Vorig jaar waren dat er 44.000. (Ik heb het nog eens gecheckt, want toen ik het schreef vond ik het opeens ongeloofwaardig veel. Het zijn er ‘meer dan 44.000’.) Dat kwam overigens niet altijd door materieel dat verstek liet gaan, niet zelden was het bij gebrek aan personeel.

Het voorspelbare gevolg van de prijsverhoging zal dus zijn dat minder mensen de trein gaan nemen. Er komt dus wel degelijk een modal shift, maar helaas in de verkeerde richting.

Een poging van minister Gilkinet om de prijsverhoging – het noodzakelijke gevolg van inflatie en oplopende energiekosten – te compenseren door de 9% BTW op treintickets af te schaffen strandde op het njet van de collega’s. Proficiat, excellenties! Morgen breken jullie zich weer het hoofd over stikstof, klimaat, luchtkwaliteit en fileproblemen. “Hoe komt dat toch dat we onze doelstellingen niet halen?”

Is het een troost of maak ik het alleen maar erger als ik zeg dat het niet beter was geweest als de NMBS de VMBS was geweest?

De Vlaamse regering klopt zich op de borst voor haar orthodox begrotingsbeleid, maar dat is er alleen doordat de miljarden voor de Oosterweelverblinding (pun intended) buiten de begroting worden gehouden. En ‘dankzij’ een beleid dat de voorbije jaren consequent De Lijn heeft kapot bespaard, daarmee de weg openleggend voor de volgende stap: de privatisering van het openbaar vervoer.

Met de beslissing om enkele structureel verlieslatende regionale luchthavens elk jaar wat miljoenen toe te stoppen – een directe budgetdrain naar het buitenland – weten we dat ook die regering volhardt in Mattheüsbeleid: de schaarse middelen komen vooral de mensen ten goede die er al warmpjes in zitten.

Voor nogal wat mensen is het openbaar vervoer de enige optie. Daarop besparen betekent dus dat we hen feitelijk huis- of dorpsarrest geven.

Die federale en Vlaamse zuinigheid als het gaat over openbaar vervoer kost ons overigens veel geld. Hogere prijzen leiden tot minder reizigers, blijkt zowel uit onderzoek over prijselasticiteit als uit de praktijk.

Lagere prijzen leiden tot meer reizigers. Zie Luxemburg. Zie Duitsland.

Minder gebruik van openbaar vervoer leidt tot vervoersarmoede en daaruit voortvloeiende niet-participatie aan de samenleving. Straks horen we weer het klaagkoor over de ‘te lage activiteitsgraad’, maar niemand die het verband legt.

Minder gebruik van openbaar vervoer leidt tot meer autogebruik, in het bijzonder in de spits (want ons openbaar vervoer is nog altijd vooral een pendelmachine). En laat nu net in de spits de internalisatiegraad van de kosten gegenereerd door autoverkeer het laagst zijn. In mensentaal: de mate waarin de kosten van autoverkeer betaald worden door de automobilisten zelf neemt af en dat betekent dat de overheid – wij dus – daar via andere posten voor opdraaien: denk aan wegenonderhoud, verkeersveiligheid, handhaving, gezondheid, milieu en klimaat.

Het silodenken – iedereen blijft braaf binnen z’n kolommetje, niemand overziet het geheel – eist hier weer z’n tol. In naam van ‘besparingen’ gooien we het geld door ramen en deuren weg en we krijgen er niet méér maar minder mobiliteit voor in de plaats.

Over duur beleid gesproken.

Tekenen van hoop

Geplaatst op

Vanochtend genoten van een aperitiefconcert.

Op het programma: Roeland Hendrikx op klarinet en op marimba de Taiwanees Chin-Cheng – met zo’n naam kan een mens niet anders dan terecht komen bij percussie.

De locatie: een restant van de voormalige ijzergieterij ‘Van Aerschot’, lokaal industrieel erfgoed dat niet alleen herbestemd werd, maar ook nog eens multifunctioneel gebruikt wordt. In de week is het de werkplek van twee bedrijven, ’s avonds en in het weekend fungeert het af en toe als vergaderplek voor de Geschiedkundige Kring, het Davidsfonds of een cultureel evenement. Terwijl sommige plannenmakers blijven steken in de Gewestplanlogica van vorige eeuw en nog naarstig de wereld opknippen in verschillende functies (vorige week nog droomden mijn gemeente en Sport Vlaanderen luidop van een centralisatie van alle sportvoorzieningen op één locatie), is deze vorm van menging voor almaar meer mensen toch wel het nieuwe normaal. En dat is winst op vele vlakken: financieel en economisch, ruimtelijk, ecologisch en sociaal.

Vandaag een culturele pleisterplaats, morgen de werkplek van twee bedrijven

Toegegeven: anders dan het podium zag het publiek er homogeen blank uit, terwijl het straatbeeld in mijn stad intussen toch ook al wel aardig gekleurd is. Hier is menging nog niet het nieuwe normaal. Maar het is alvast mooi hoe mensen samenkomen om samen te genieten van cultuur. Cultuur kan wel degelijk de wereld redden – of toch alvast de zondag van veel mensen.

Op de achtergrond keken we naar de uitvergroting van een reclameprent van de vroegere Ijzergieterij. Die was zelf ook al een uitvergroting. Zo groot als de fabriek daarop afgebeeld staat, is ze nooit geweest. Zich groter voordoen dan men is, het is van alle tijden.

Terwijl de composities van Bill Douglas, Steve Reich, Claude Debussy, Johannes Brahms én Ludovico Einaudi de revue passeerden, begon mij op te vallen hoe ongegeneerd prominent de fabrieksschoorstenen staan afgebeeld. In deze vroeg 20e eeuwse reclame staan ze voorwaar fier te stinken.

Dat is dan toch weer een punt waarop we geëvolueerd zijn. Ooit werden die zwarte walmen uitbrakende pijpen niet gezien als een gezondheids- of milieuprobleem, maar als een symbool van vooruitstrevendheid en welvaart. Die tijd ligt nu toch wel achter ons. Bedrijven die zichzelf willen verkopen zetten zichzelf vandaag zo groen mogelijk in de markt.

Zelfs grote parkings, nog niet zo lang geleden een vanzelfsprekend overtuigingsargument, worden tegenwoordig vakkundig weggemoffeld door ze onder de grond te stoppen of op de plannen naadloos te laten overvloeien in de groene omgeving. Ik heb het al eerder geschreven: mochten de projectontwikkelaars hun renderings écht realiseren, de wereld zou er een pak mooier uitzien. In afwachting daarvan zijn we alvast blij met de onderliggende verschuiving: veel parkings en veel auto’s zijn niet langer een onbetwistbare indicator voor de kwaliteit van een project, zelfs nu hun horizontale schoorstenen langzaam maar zeker tot de geschiedenisboeken gaan behoren.

En zo kwamen mijn gedachten dus toch weer uit bij (auto)mobiliteit. Misschien de schuld van Einaudi. Sommige mensen hebben genoeg aan drie lettergrepen die ook twee woorden hadden kunnen zijn.

Over leven in 2023

Geplaatst op

Gisteren verscheen, onder de titel ‘Bambi in het brandende bos’, in De Standaard onderstaande bijdrage van mijn hand. Een poging tot beschrijving van dit tijdsgewricht en hoe er in te (over)leven.

De wijzen zijn terug naar het Oosten. Ze kunnen ze daar goed gebruiken. Hier is er naar hen niet geluisterd, wij waren te druk in de weer met onze koopkracht.

De kerststallen verschrompelden definitief tot een inhoudloze traditie die alleen nog dient om ons van andere culturen te onderscheiden. Ooit waren ze  publieke oproepen tot gastvrijheid en een schreeuw van solidariteit met vluchtelingen. Dit jaar werden ze overstemd door een bisschop die, tussen het drukke beheer van een omvangrijk leegstaand patrimonium in, tijd vond om te verklaren dat Vlaanderen bijna vol is.

De stallen op de pleinen zijn afgebroken, er is nu weer meer plaats voor auto’s. Gelukkig, want op het honderdste Autosalon van Brussel blijken die weer wat hoger, breder en langer te zijn geworden. We zullen alle ruimte nodig hebben. Schepenen en burgemeesters maken zich op om hen zo goed en zo kwaad als dat gaat asiel te verlenen.

2023 belooft een zoveelste weerlegging te zijn van het vooruitgangsgeloof waarmee mijn generatie werd grootgebracht. De samenleving heeft dan toch geen autopilotfunctie, laat staan dat iemand een bestemming heeft ingegeven.

Is de overgang van oud naar nieuw sowieso al een periode die vatbaarder is voor melancholie en tristesse, deze keer werd het een heuse Nieuwjaarsblues.

Niet alleen bij mij. Almaar meer mensen balanceren op het randje van moedeloosheid en neerslachtigheid of vielen er al over. De wachtlijsten van de geestelijke gezondheidszorg groeien sneller dan de economie.

Zou de nieuwe ‘condition humaine’ daar voor iets tussen zitten? Ook wie het objectief goed heeft leeft onder een permanent tapijtbombardement van slecht nieuws over oorlogen, terreuraanslagen en klimaatrampen. Bovenop het globaal worden van de risico’s – de dreiging van een wereldoorlog, de zesde extinctiegolf, de klimaatverandering, een economische wereldcrisis – is er ook de mediatisering en de daaruit volgende globalisering van lokale rampen en persoonlijke rampspoed. Daardoor krijgt het in de put gevallen kind in een Vietnamees dorp wereldwijd een gezicht. Het Bambi-effect doet dan zijn verwoestende werk: we leven noodgedwongen mee, gefrustreerd door onze onmacht om te helpen.

Velen wordt het te veel. Nieuwe termen als ‘klimaattrauma’ duiken op, waarbij het trauma niet eens meer de voltrekking van de ramp afwacht. Het ziektebeeld verandert met de omvang en de aard van de catastrofes. Ooit was wat de Duitse socioloog Ulrich Beck de ‘wereldrisicomaatschappij’ noemde beperkt tot nucleaire ongelukken en de mogelijkheid van een kernoorlog. Nu neemt ze elke dag nieuwe gedaanten aan en zoeken mensen strategieën om daarmee om te gaan.

Onverschilligheid en ironie zijn mogelijkheden. Maar Gilbert Bécaud merkte al op dat de eerste ons doodt ‘à petits coups’ en zelfs meester-ironicus Ilja Pfeijffer waarschuwt tegenwoordig dat de tweede ‘niet (is) wat wij op dit moment nodig hebben.’

Dan vinden velen het effectiever te schieten op de boodschappers, de ergerlijke ‘wokers’ die niet alleen de lamentabele toestand van de wereld dik in de verf zetten, maar ook ons eigen aandeel daarin.

Anderen smoren de ongemakkelijke waarheden liever in escapisme. Met oorverdovend vuurwerk, adrenalineshopping, games waar de dood gewoon het einde van een level in een fantasiewereld is, bingewatchen op Netflix of eens lekker door de bocht scheuren (vanachter een dashboard dat ons letterlijk vertelt dat we aan de knoppen zitten en  ‘alles onder controle hebben’) – kortom: met de ruis van de roes, als het moet versterkt met hulpmiddelen die via de Antwerpse haven op het dek van de Titanic terecht komen.

Anderen kiezen voor het pantser van de vrijwillige onwetendheid. Ze zetten de berichtgeving weg als ‘fake news’ of sluiten zich er letterlijk voor af: ze kijken er niet meer naar, lezen geen kranten meer en concentreren zich op hun eigen microbiotoop. Psychologen geven hen niet eens ongelijk en roepen de media op een minder alarmerende toon aan te slaan.

Een groep klampt zich vast aan het oude vooruitgangsgeloof met optimisme als een ethisch imperatief. Jonglerend met toverwoorden als ‘innovatie’ en ‘technologie’ wijzen ze op ‘onze’ materiële overvloed. Dat die ongelijk verdeeld is, komt doordat ze nog niet groot genoeg is om uit te deinen naar overal en iedereen. Er is dan ook geen verband tussen het teveel aan de ene en het tekort aan de andere kant, geen reden voor schuld of schaamte. Met het axioma van een oneindige wereld verwerpen ze het ‘zerosumdenken’,  zelfs al moeten ze daarvoor ultiem hun toevlucht zoeken tot wat Stefan Hertmans ‘de kinderlijke kolonisatiedromen over andere planeten’ noemt.   

En ten slotte is er een club van onverbeterlijke idealisten. De Greta Thunbergs in alle maten en vormen die ijveren voor veranderingen en die zelf ook proberen te belichamen. Met vallen en opstaan, want ook bij hen is te horen dat het moeilijker wordt – zie Jacinda Ardern.

In welke categorie zit ik? Nu eens in de ene, dan weer in de andere. Ik zwalp, zoals de meeste mensen  – waarmee mijn verfoeilijke hokjesdenken van hierboven meteen is gerelativeerd. Nu en dan verlies ik mij in een feestje, een spannend boek of een concert dat me naar hemelse sferen brengt. Soms hoop ik, tegen beter weten in, op een deus ex machina van wetenschap of technologie. Dagelijks hunker ik naar een positief bericht, een teken van ontluikende vrede, een spoor van redelijkheid. En tussendoor probeer ik mezelf nuttig te maken in woord en daad.

Misschien ben ik wel een gewone mens. Een die rent van het dek (waar ik het voortspelende orkest voorwaar dankbaar ben) naar de machinekamer naar de stuurhut en weer terug, soms geholpen door het schijnsel van de noodverlichting, dan weer louter op de tast, onderweg zorgelijke blikken werpend  op het woelige water of de capaciteit van de reddingssloepen inschattend.  Ik ben niet alleen. Voortdurend komen wij, zoekenden en twijfelenden, elkaar tegen. Af en toe roepen we naar elkaar. Soms begrijpelijk geïrriteerd: allemaal zijn we op de vlucht, zonder zicht op een warme stal. Vaak ook vragend of helpend: ‘interviduen’ onder elkaar die weten dat ze deel zijn van een groter geheel waar ze nauwelijks vat op hebben. Op deze Titanic is niets nog zeker, is zelfs niet meer helder wat we mogen, moeten hopen: dat de ijsberg smelt of juist niet.

Zwarte humor? Nee, een kompas: gevangen in oude beeldspraak komen we tot het besef dat we buiten de bestaande kaders zullen moeten leren denken. Dààr ligt onze hoop.

Over wegverbruikers

Geplaatst op

Rond deze tijd zijn de meeste steden en gemeenten hard aan het werk om hun begroting rond te krijgen. Geen sinecure met de stijgende energie-, grondstoffen- en loonkosten. Dat heb je als alles op een hoopje komt: een oorlog, energie-afhankelijkheid, klimaatverandering, demografische ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende pensioenkosten. Op de eerste na waren ze allemaal voorspeld, maar kennelijk hebben we er ons toch niet goed op voorbereid.

En dus is het nu alle hens aan dek. Er wordt geschrapt bij het leven. Eerst bij de makkelijkste slachtoffers: degenen die zich toch niet zullen verweren omdat ze er niet op georganiseerd zijn. Vervolgens bij degenen die we bij ‘het andere kamp’ rekenen. In Antwerpen zijn dat blijkbaar de jonge kunstenaars. Die ‘besparing’ gaat er als zoete koek in bij de eigen achterban. De weg is dan ook al jaren aan een stuk voorbereid met woorden als “armoezaaiers” en “subsidieslurpers”.

Zo wordt het gummen in de cultuuruitgaven van een te betreuren neveneffect van de slechte financiële toestand zelfs een positieve politieke daad: eindelijk wordt een einde gesteld aan een vorm van profitariaat! Dan kan het gebeuren dat de voorlopig grootste partij van Vlaanderen een cartoon publiceert die suggereert dat een land zonder dichters en zonder cultuur kan. Hahaha. Als het niet zo’n versleten uitdrukking was, zou ik schrijven: arm Vlaanderen.

Woorden zijn nooit onschuldig, al helemaal niet in een politieke context.

Straks staan er in de begrotingen die aan de gemeenteraden worden voorgelegd behalve veel cijfers ook veel woorden. Begrotingsposten, die zich soms louter voordoen als begrotingskosten: onvermijdelijk, niet het gevolg van politieke keuzes.

Meestal zijn ze dat natuurlijk wel. Zelfs als het gaat om pakweg ‘onderhoudskosten’. Gegarandeerd wordt er daarvoor in elke gemeentebegroting een bedrag uitgetrokken. Misschien zelfs gespecifieerd naar modus. Bijvoorbeeld: ‘herstelling trottoirs’.

Een beetje schepen van mobiliteit zal zichzelf daarbij op de borst kloppen: kijk eens wat we allemaal doen voor de meest kwetsbare weggebruikers, de voetgangers! Er is een grote kans dat hij of zij zichzelf gelooft.

Alleen jammer dat woorden soms evenveel verhullen als onthullen. Bijvoorbeeld dat een flink deel van de kosten voor de herstelling van trottoirs eigenlijk kosten zijn die het gevolg zijn van de politieke keuze om ons autoverkeer te blijven faciliteren. Anders dan voetgangers zijn automobilisten immers geen gebruikers. Het zijn ver-bruikers. Niet alleen van hun eigen wegen en parkeerplaatsen, maar ook van trottoirs, fiets- en voetpaden, op- en afritten, bermen.

De herstelling van deze door auto’s kapotgereden inrit naar een parkeergarage staat straks wellicht in de begroting onder het kopje ‘verbetering voetgangerinfrastructuur’…

Misschien moeten we het toch ook eens hebben over de belastingvretende eigenschappen van ons autoregime.

We subsidiëren de auto-industrie (‘innovatiemaatregelen’ en ‘fiscale stimuli’), we subsidiëren de infrastructuur (dat heet dan ‘investeren’ en we houden de uitgaven zelfs uit de begroting, zoals bij Oosterweel), we subsidiëren de aankoop en het gebruik van auto’s (als het om elektrische auto’s gaat: ‘milieubeleid’, als het om salariswagens gaat: ‘vrijwaren van onze looncompetitiviteit’), we betalen de tankstations (‘uitrollen van een elektrisch laadpalennetwerk’, in de begroting verkleed als ‘klimaatbeleid’) en we draaien op voor de kosten voor handhaving (waarbij we zelfs doen alsof het om een inkomstenbron gaat en flitspalen kwalificeren als ‘jackpots’, zoals Yves Leterme deed toen hij zich van de Audifabriek in Vorst naar de Volvovestiging in Gent spoedde).

Tegen die achtergrond volhouden dat die “arme schaapjes van automobilisten de melkkoeien van de staat zijn”, getuigt dan niet alleen van weinig biologische kennis, maar ook en vooral van een gebrek aan inzicht in de kosten van ons mobiliteitssysteem.

Te simpel

Geplaatst op

In de economische krantenkaternen weten ze van wanten. Toch als het om devaluatie gaat. Van geld, maar ook van woorden. Vandaar dat een belangenconflict er binnen de kortste keren een
‘handelsoorlog’ wordt genoemd, daarmee andere, échte oorlogen ongemerkt berovend van een stukje van hun gruwelijkheid.

President Macron toont zich pas amusé dat zijn Amerikaanse evenknie op het allicht door
praktische overwegingen over campagnefinanciering ingegeven idee kwam de Amerikaanse
autofabrikanten financieel te belonen wanneer ze ‘voldoende’ elektrische auto’s bouwen.
Niet eerlijk, pruilt Macron, want dat is concurrentievervalsing: zo worden de Franse, excuseer
Europese fabrikanten benadeeld. Tot zover de berichtgeving, met als ondertoon dat de Fransman, excuseer de Europeaan, gelijk heeft. Vervalsen is nooit goed, toch?

Autoconstructeurs: de kasplantjes van de nationale politiek, hier en elders

Er zijn nochtans wel wat kanttekeningen te maken. Om te beginnen bij de onderliggende, breed gedeelde overtuiging dat het met ons klimaatbeleid wel goed komt als we met z’n allen maar elektrisch gaan rijden.
Als we de 1,3 miljard auto’s op diesel en benzine op deze planeet vervangen door exemplaren op lithium, kobalt, uranium, steenkool en gas – zijn we dan veel opgeschoten?
Paris Marx citeert in haar boek ‘Road to Nowhere’ (2022) een Scandinavische bron die becijferde dat de typische Tesla Model X-eigenaar in Noorwegen in 2016 het subsidie-equivalent ontving voor 30.000 bus- en metroritten in Oslo. Het is wat de immer inspirerende Ivan Illich met het begrip schaduwkost bedoelde, een ondergewaardeerd concept om de deugdelijkheid van beleidsmaatregelen te toetsen: wat zouden we met het uitgetrokken bedrag nog kunnen doen en zou dat geen beter resultaat opleveren? Pro memorie: het Noorse stimuleringsbeleid wordt vaak als stichtend voorbeeld aangehaald, ook door sommige milieuorganisaties.
Verder past de bedenking dat onze politici nogal selectief zijn met hun gevoel voor eerlijkheid.
Kennelijk is ongelijkheid voor autofabrikanten slecht, maar niet zo’n probleem voor mensen.
Macron stimuleert zelf de aankoop van elektrische auto’s door kopers te belonen met fiscale cadeautjes. Kopers, dat zijn per definitie mensen die er al warmpjes inzitten, geen armoezaaiers die zich geen auto of alleen maar een occasie op fossiele brandstoffen kunnen veroorloven.
Sociologen noemen dit het Matteuseffect: zij die veel hebben, zal veel gegeven worden. Dat komt dus neer op een herverdeling van overheidsmiddelen van onder naar boven – een kwestie die blijkbaar geen strijd waard is, laat staan wat aandacht in de berichtgeving.
De komende weken zal het gaan over de handelsoorlog van de Europeanen tegen de Amerikanen, de goeien tegen de slechten, tegen de vervalsing van de concurrentie en voor de eerlijkheid.

Heerlijk simpel.
En te simpel om juist te zijn. Dat ook.

Indianenverhaal

Geplaatst op

Om een lang verhaal kort te maken: u kunt mij bereiken op mijn smartphone, maar ik u niet.

Om het korte verhaal lang te maken: dat komt doordat ik van provider wil veranderen met behoud van mijn nummer. Lijkt me wel zo praktisch, maar daar denken de providers blijkbaar anders over. Ooit was het bon ton om te klagen over het bureaucratische en klantonvriendelijke staatsbedrijf dat RTT heette. Een ‘liberalisering’ van de markt zou alles oplossen.

Wat we kregen was een ‘neoliberalisering’ van de markt. We hebben nu de keuze tussen klantonvriendelijke privébedrijven die hun procedures hebben geoptimaliseerd in functie van het financieel rendement van hun aandeelhouders. Concreet betekent dit dat ze hun callcenters systematisch onderbemannen, zodat de wachttijden ontiegelijk lang oplopen niettegenstaande ze die callcenters goed hebben verborgen: op hun website moet je al heel ver ‘doorscrollen’ om het telefoonnummer te vinden, achter barricades van irrelevante promo-aanbiedingen, FAQ’s en mailadressen – alles er op gericht opdat je toch maar niet zou telefoneren naar het telefoniebedrijf.

Ook God heeft zijn gsm-regels

De creativiteit die ze daarbij aan de dag leggen dwingt respect af. De nieuwste vinding is ronduit geniaal: laat de klanten zelf het werk doen. Het is het neoliberalisme ten voeten uit: de efficiëntie tot het maximum opdrijven in functie van het privébelang (de kosten minimaliseren, de winsten maximaliseren), vervolgens de geslagen gaten opvullen met datgene wat volgens je ideologie (‘mensen streven alleen hun eigenbelang na en dat leidt vanzelf tot het algemeen belang’) niet kan bestaan: ‘mensen die belangeloos andere mensen helpen’. En zo kan het dan dat zo’n telecomaanbieder op z’n website uitpakt met een ‘community’ van gebruikers en de communistische lof begint te zingen van mensen die gratis en voor niks andere mensen helpen.

Daar wordt natuurlijk een hip sausje over gegoten. ‘Tribe’ (‘stam’) heet zo’n klantencommunity tegenwoordig en daar horen wat indianenfiguurtjes bij. Vreemd dat nog niemand over culturele toeëigening heeft geklaagd – al is het hier vooral ideologische toeëigening.

Noem me gerust principieel. Ik vertik het om hier een beroep op te doen. Ook al is het een prachtige illustratie dat de meeste mensen deugen en zelfs de grootste ontkenners daar feitelijk op rekenen, een neoliberale onderneming die een beroep doet op de altruïstische reflexen van mensen is voor mij vele bruggen te ver.

Nog liever luister ik een paar uur naar Eine Kleine Wachtmusik aan mijn vaste telefoon.