RSS feed

Tagarchief: middenstand

Ruimterivaliteit – lessen uit Corona (5)

Geplaatst op

Zei daar iemand dat de coronatijd een rustige tijd is? Niet bij mij, ook al zit ik niet in de zorg – al komt zelfs het hogeschoolonderwijs soms aardig in de buurt. Als het dus stil was op deze blog, was dat bij gebrek aan tijd. Niet bij gebrek aan stof.

Dat stof stuift de laatste dagen weer volop. De journalisten kennen nu het antwoord op de vraag die voor iedere verkeerskundige een retorische vraag was. Ja, natuurlijk komen de files terug (en voor de sceptici: ik schreef dit al in volle quarantaineperiode), zélfs als morgen het thuiswerk meer ingeburgerd zou geraken.

Dat komt doordat wij stug blijven weigeren een flankerend beleid te voeren. Wij gaan de mensen hun file toch niet afnemen?

We gaan de mensen hun file toch niet afnemen?

Parkeerbeleid voeren? Onder de vlag van ‘corona’ hebben we de regels versoepeld en de tarieven verlaagd. Rekeningrijden invoeren? Het debat blijft gesloten. Het systeem van de salariswagens aanpakken? Er bestaan nog taboes! Werk maken van de bouwshift dan misschien? Niets meer over vernomen. Behalve dan dat er in Limburg nog een stuk waardevol natuurgebied voor de bijl gaat om de onbewezen nood aan industriezone te lenigen.

Intussen krijgen de regionale luchthavens hun miljoenen toegestopt en vliegt de minister van mobiliteit van Zaventem naar Deurne. Kennelijk investeren we liever in de instandhouding van de decadentie van het teveel dan in het wegwerken van de tekorten.

Wij investeren liever in het teveel dan in de tekorten.

Een racewagen inschrijven als ‘lichte vracht’? In België kan het. Intussen verontwaardigen we ons over gratis treintickets.

In de steden en gemeenten regeert de middenstand als vanouds. Of toch niet helemaal als vanouds: corona is hier wel degelijk een gamechanger gebleken. Waren Koning Auto en Zelfstandige (ongevraagd buiksprekend voor de stomme Koning Klant) tot voor kort nog twee handen op één buik, door de noodzaak van de social distancing bleken de belangen plots uit elkaar te lopen.

Waar de winkelier en de café-uitbater ruimte nodig hadden voor hun wachtrij dan wel terrasjes, bleken de auto’s plots in de weg te staan. En kijk: wat decennialang onbespreekbaar was, kon eensklaps wel. In het belang van de economie, in naam van de commerce werd de ruimte herverdeeld. Parkeerplaatsen verdwenen, erven en terrassen verschenen. Hier en daar veranderde zelfs de verkeerscirculatie. Wow.

Alleen waar de belangen niet van commerciële aard waren, bleef Koning Auto de scepter zwaaien. Het Terkamerenbos in Brussel moest mordicus opnieuw doorrijdbaar worden voor auto’s. Touringwoordvoerder Danny Smagghe, door sommigen herdoopt tot Danny Smog, en een resem MR-politici haalden hun slag thuis. Sindsdien weten wij dat auto’s thuishoren in het bos omdat ze in de woonwijken te veel hinder veroorzaken.

Wie dan verwachtte dat het in de wijken peis en vree zou zijn, kwam van een kale kermis thuis. Ruimte voor een bankje op de straat? Een pleintje om te spelen? Tenzij je kind ‘Taverne’ of ‘Café’ heet, is het in vele gemeenten nog altijd vergeefse moeite de vraag zelfs maar te stellen.

In Schaarbeek, door sommigen herdoopt tot ‘Carbeek’, vond de waarnemend burgemeester het nodig om een door een autoloos gezin “illegaal” aangebracht microtuintje bij nacht en ontij te laten verwijderen. “20e eeuwse ruimtebalans hersteld!” schreef ze fier in haar dagboek. De vele even “illegaal” verharde voortuinen werden vanzelfsprekend ongemoeid gelaten.

Voor de petite histoire is het misschien leuk om even mee te geven dat de mevrouw in kwestie onder meer ‘strategische en duurzame ontwikkeling’ en ‘stadsvernieuwing’ tot haar bevoegdheden mag rekenen.

En dat haar partij ‘Uitdaging’ heet, is vast ook geen toeval. Meer zelfs: ik denk dat daar de clou van het verhaal zit. De burgemeester slaagde erin om van een petieterig tuintje een gigantisch symbool te maken.

Of hoe soms zaadjes worden geplant door ze domweg te verwijderen.

Om de tuin en om de winkel geleid

Geplaatst op

De verwarring van ‘bereikbaarheid’ met ‘autobereikbaarheid’ is hardnekkig.

Zo hardnekkig zelfs dat bereikbaarheid er eenvoudig toe gereduceerd wordt: een bestemming waar je niet met de auto geraakt, wordt als ‘onbereikbaar’ beschouwd. En wat onbereikbaar is, gaat economisch ten onder, dat spreekt.

Het helpt niet te argumenteren dat volgens die logica de Meir, de Veldstraat, de Nieuwstraat en al die andere dure Monopolystraten al decennia failliet hadden moeten zijn. Liever trekken middenstanders de strop rond hun eigen nek wat strakker door bij wegenwerken de eigen ‘onbereikbaarheid’ dik in de verf te zetten.

Het doet hen zelfs bordjes zetten die hun potentiële klanten resoluut de verkeerde kant op wijzen.

Alle hier gesignaleerde handelszaken zijn zonder auto rechtdoor het makkelijkst bereikbaar. Stuk voor stuk liggen ze op een afstand die zonder blijvende letsels haalbaar is voor de huis-, tuin- en keukenwandelaar. Toch krijgt letterlijk iedereen de langste route gepresenteerd als de makkelijkste manier om op de bestemming te geraken.

Autologica bevat altijd meer ‘auto’ dan ‘logica’.

Zo voelt menig klant zich verplicht om de auto te nemen, want de omleiding is per definitie een omweg.

Zo missen de neringdoeners de kans om voetgangers en fietsers, per definitie flexibeler en wendbaarder dan de meest gesofisticeerde terreinwagen, de kortste weg naar zichzelf te wijzen.

Die kortste weg zou trouwens ook de veiligste, de aangenaamste en de boeiendste (wegenwerken als extra attractie!) kunnen zijn, ware het niet dat aannemers zich zelden verplicht voelen om het de voetgangers en fietsers een beetje comfortabel te maken: “er is immers een omleiding”, zelfs wanneer de werken feitelijk stil liggen.

Zo zorgen wegenwerken die, zo mogen wij toch hopen, bedoeld zijn om de bereikbaarheid, de veiligheid en de levenskwaliteit te verhogen de hele werf lang voor precies het tegenovergestelde.

Met soms als wrange bonus dat de overheid haar automobilisten tijdens de werken onbedoeld een nieuwe sluipweg heeft aangeleerd.

Deze week in de aanbieding: flexibiliteit

Geplaatst op

Klimmers

Zoals de naam ‘Carrefour’ terecht suggereert, heeft het door deze supermarktketen aangekondigde ontslag van 1233 werknemers alles te maken met mobiliteit.

Dat komt om te beginnen door ons evoluerende koopgedrag.  Wat bij Bol.com en andere Amazons gekocht wordt kan natuurlijk niet meer bij Carrefour of in de wijkspar worden gekocht. Met een boutade: enkele klikken van de muis en er komt geen kat meer naar de winkel.

Voor veel economen is het geen reden tot mededogen. Al die rekkenvullers en kassiersters moeten maar bestelwagens gaan laden. Of ermee gaan rijden. Of aan pickordering gaan doen. Tot de volautomatische robots het van hen overnemen dan toch, parce qu’une disruption peut en cacher une autre. Economen hebben geen tijd voor sentiment. Zij zijn het soort mensen dat altijd aan de kant van de geschiedenis staat. Zelfs als dat soms rare bokkesprongen vereist. Flexibiliteit heet dat.

Wat is, is. Sterker nog: wat is, is onvermijdelijk. Of dat dan gewenst of wenselijk is, doet er dan niet toe. E-commerce bestaat nu eenmaal en omdat het bestaat moeten we het omarmen. Winsten zijn maakbaar, de werkelijkheid niet. Die moeten we dus ondergaan. Het is aanpassen of opkrassen. En als het management te laat beslist om aan te passen: aanpassen én opkrassen.

Wie dan empathie toont voor wie het gelag betaalt, wordt weggezet als een Gutmensch wiens goede bedoelingen recht naar de afgrond leiden. In het carambolische politieke discours van vandaag is sociaal zijn pas écht asociaal zijn, want bezorgdheid verraadt gebrek aan vertrouwen en we weten wat de beurzen daarmee doen: ze straffen het af en dan zijn we nog verder van huis.

Dus in naam van het sociale: laat ons kiezen voor de korte pijn. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Negeer de opgehouden hand van de met ontslag bedreigde werknemers. De enige hand die telt is de onzichtbare. Negeer het zelfbeklag en vertel de werknemers eerlijk dat het zondagswerk in de supermarkt nu is ingehaald door de 24uurseconomie. Die vereist nachtwerk en een hoger werkritme en, in naam van de competitiviteit, lagere uurlonen en meer flexibiliteit. Eerlijkheid duurt het langst en meevoelend zijn verglijdt al snel in pamperen, dat kan elke baby u vertellen (gesteld dat baby’s konden spreken).

Eerlijk waar, ik was onder de indruk van dit plotse vermogen van onze economen om niet alleen op lange termijn te denken, maar ook nog eens op het  niveau van het grotere geheel –  zo los, zeg maar, van het hier en nu en van de particuliere belangetjes van wat individuen. Ik was trouwens niet alleen onder de indruk. Ik was ook verrast.

Dat vermogen heb ik immers steevast gemist toen het ging over de implementatie van lang van tevoren aangekondigde mobiliteits- en circulatieplannen in steden en gemeenten. Daar waren het niet de langere termijn en de grotere gemeenschap die prevaleerden. Daar ging het over het lot van individuele winkeliers die (misschien) zouden moeten opkrassen, omdat ze weigerden blijk te geven van de hun toegedichte creativiteit en zin voor innovatie en halsstarrig vasthielden aan hun voorbijgestreefde businessmodel van runshopping.

De ene ‘creatieve vernietiging’ is blijkbaar de andere niet en met de begrippen ‘flexibiliteit’ en ‘innovatie’ kan naar hartenlust worden geschoven. Nu eens zijn ze het recht van de werkgevers, dan weer de plicht van de werknemers of de overheid.

Het doet ook denken aan de selectieve verontwaardiging wanneer het concept ‘gratis’ op tafel komt. Zoals “de Jane Jacobs van het parkeerbeleid” (Jeff Speck), Donald Shoup, opmerkt: ‘random’ gratis parking uitdelen aan wie lang genoeg blokjes om rijdt is niet rechtvaardiger én even contraproductief als gratis elektriciteit of water verstrekken aan wie toevallig voorbijkomt.

Flexibiliteit. Vooralsnog is het vooral een handige eigenschap voor geesten die het status-quo in de verdeling – weze het die van macht, van rijkdom of van ruimte – heel genegen zijn.

 

Over koningen (en hun dienaren)

Geplaatst op

En zo rolden wij dan ook 2018 binnen, pardoes tot Driekoningen. We komen er bij onze positieven in de schaduw van onze gemeentelijke kerststal waar Koning Auto met meer dan drie blijkt te zijn gekomen. Al springt er eentje, zoals elk jaar, letterlijk bovenuit. Koning Kia – voor mijn stadsgenoten is hij intussen een vertrouwder zicht dan het kindeke Jezus.

Koning Kia

Weldra zal hij worden verloot onder de klanten van de lokale middenstand. Wij Kempenaars drukken de gelukzoekers nog wél aan het hart.

De gelukkige winnaar zal voortaan makkelijker de concurrerende baanwinkels en shoppingcentra kunnen bereiken en met nog meer recht en reden steen en been klagen over het jammerlijke gebrek aan parkeerplaatsen. ‘Koning Klant vertrekt met Koning Auto’ – de kop voor de bijhorende persmededeling van de lokale middenstand is al klaar.

Dat Koning Kia wekenlang ongecontesteerd publieke ruimte mag innemen is overigens opmerkelijk. Niet alleen omdat het compleet haaks staat op alles wat ons gemeentebestuur pretendeert na te streven: een levendig handelscentrum, respect voor onze monumenten, een vage duurzaamheid in klimaat- en mobiliteitsplannen, een gezonde en sportieve bevolking.

Er is ook het curieuze feit dat dit Gouden Kalf er wonderwel in slaagt buiten beeld te blijven bij alle discussies over de al dan niet gewenste aanwezigheid van religieuze symbolen in de publieke ruimte. Over kruisbeelden en hoofddoeken winden velen zich op. Maar niet over een metafoor op vier wielen voor uitgerekend alles wat de kerstgedachte in vraag wil stellen: materialisme, consumentisme, vluchtigheid en de instant-bevrediging van onze behoeften.

Of is de boodschap perfide en zit de ware betekenis verscholen in de locatie van Koning Kia? Pal tegenover de kerststal, aan het andere uiterste van het continuüm. Misschien is een klein bordje met wat duiding voor de argeloze passant dan toch geen overbodige luxe.

Zo slim zijn wij nu ook weer niet.

Delfts blauw

Geplaatst op

Als fietsen je grootste mobiliteitsprobleem worden, dan ben je goed bezig. Dat dacht ik vorige woensdag toen ik een bezoek bracht aan het Nederlandse Delft.

Voor ik dat kon denken had ik me wel door een harde schil van autoverkeer en de grootschalige infrastructuur die daarbij hoort moeten ploeteren, maar eenmaal aanbeland in de fijnmazige middeleeuwse kern was het al fiets wat de klok sloeg.

Dat dit geen slechte zaak voor je binnenstad is, wat middenstanders voor elke mobiliteitsomslag in elke stad opnieuw en opnieuw geloven en beweren (zoals dezer dagen in Gent en in Leuven), viel niet alleen op door de afwezigheid van leegstand en de aanwezigheid van een gezellige drukte. Het werd toevallig dezelfde dag nog bevestigd door de ‘vitaliteitsbenchmark’ van Goudappel Coffeng die Delft de ‘6e vitaalste binnenstad’ van Nederland noemt. Na Amsterdam, Utrecht, Den Haag, Rotterdam en Haarlem, allicht niet toevallig allemaal steden die zich de afgelopen jaren (nog) consequenter op voetgangers, fietsers en openbaar vervoer zijn gaan oriënteren.

Dat gezegd zijnde: ook fietsers zorgen voor problemen. Al zijn die klein bier met door de auto veroorzaakte problemen. De emissieproblemen beperken zich tot de slechte adem van deze of gene. Hier en daar moet je als voetganger echt uit je doppen kijken voor gehaaste fietsers. En er is het probleem van de ongewenste ‘langstallers’. In het geval van fietsen betekent dat vaak écht lang – iets dat soms richting eeuwigheid neigt. Dat is vervelend natuurlijk. Niet alleen vreten weesfietsen ruimte die voor anderen had kunnen dienen, ze degraderen de publieke ruimte ook tot een opslagplaats voor oud ijzer. Langparkeerders zorgen er ook voor dat de fietsparkeerdruk verschuift van de daartoe voorziene plekken naar de trottoirs.

In Delft zijn ze dus twee jaar geleden begonnen te experimenteren met zogenaamde ‘fietsparkeervakken’. In de belangrijkste winkelstraten werden de ‘fietsnietjes’ verwijderd en verplaatst naar de zijstraten. Op de vrijgekomen ruimte kwamen ‘fietsparkeervakken’: vakken waarbinnen je je fiets op de eigen staander kan plaatsen. Ideaal voor kortparkeerders, niet handig voor wie z’n ros wat langer wil achterlaten.

Delft (43)

Voor die mensen zijn er gratis bewaakte fietsenstallingen op loopafstand of de al vermelde verplaatste ‘fietsnietjes’ – die gelijk ook dienen om ongewenst kanaalbezoek te voorkomen.

Delft (122)

Het lijkt te werken. De meeste fietsen worden keurig binnen de lijntjes gezet en ook met het gevreesde domino-effect (één fiets valt om en zorgt ervoor dat de hele rij meegaat) leek het mee te vallen. Het enige wellicht ongewenste neveneffect dat ik kon vaststellen is dat scooters een stuk van de vrijgekomen fietsruimte veroveren.

Delft (45)

Mooi hoe ze de parkeervakken esthetisch hebben ingepast: in een ‘Delfts blauw’ met subtiele fietssjabloontjes. 

Vrede op vier wielen

Geplaatst op

Ooit was het de gewoonte om op het uiteinde van de Herentalse Grote Markt een kerstboom neer te poten. Dat vloekte natuurlijk met het parkeertapijt op de rest van het plein. En dus sloegen gemeentebestuur en middenstand de handen in elkaar, zodat een einde kon worden gesteld aan deze aberratie.

Op de plek kwam de hoofdprijs voor de eindejaarsactie van de middenstand: een, conform het seizoen, sneeuwwitte Kia.

Kerstauto

Toch moet er bij sommigen iets geknaagd hebben (wie weet door mijn, weliswaar niet helemaal correct begrepen, blogstukje van vorig jaar), want dit jaar werd een innovatief compromis gesloten: een nieuwe Kia, opnieuw sneeuwwit, maar nu mét boompjes op de flanken.

Zo zijn zelfs de meest fervente boomknuffelaars gesust.

Vrede op aarde, bij ons in Herentals is het geen loze leuze.

 

Winkelcentra

Geplaatst op

De middenstand in Herentals riep enkele jaren geleden haar eigen ‘onbereikbaarheid’ uit omdat er een ‘knip’ was op onze Grote Markt. Sinds de knip verdwenen is en het doorgaande verkeer weer als vanouds door het centrum kan razen (daarmee het centrum voor senioren en kinderen perfect in tweeën splijtend en échte onbereikbaarheid genererend), betreft de klaagzang het zogenaamde ontbreken van parkeerplaatsen. Intussen verrees er tien kilometer verder uit de assen van het Van De Ven Shoppingcenter (‘Stop met dolen, kom naar Olen’) een nieuw Shoppingcenter. Geen haan die ernaar kraaide. Enfin, deze haan wel. Hij kon indertijd  nog Minister Van Brempt (SP.A) overtuigen om van de projectontwikkelaar tenminste een Mober te eisen, tot grote woede van de gelijkkleurige lokale schepen. 

Intussen staarde onze lokale middenstand naar zijn navel. Hij besefte niet dat hij het qua aantal parkeerplaatsen en autobereikbaarheid altijd zou moeten afleggen tegen zo’n weidewinkelproject rondom een parkeervlakte. En hij realiseerde zich al evenmin dat z’n grote troef ligt in de gezelligheid van een écht centrum met al z’n spontane menselijke bedrijvigheid en historische wortels tot in de Middeleeuwen.

Vorige vrijdag ging ik een kijkje nemen in het nieuwe shoppingcenter. Veel auto’s, weinig mensen, geen gezelligheid, dat was het overheersende gevoel. En hoewel het project nog in volle uitbreiding is, was zelfs de autobereikbaarheid al problematisch: lang aanschuiven en gevaarlijke conflicten met auto- en fietsverkeer. Er is zo consequent gekozen voor Koning Auto dat zelfs uitgestapte automobilisten aan hun lot worden overgelaten en dat er, behalve onder de fietsen verkopende Decathlonvestiging, geen fietsenstallingen te bespeuren zijn.

Intussen blijven de winkelstraten van mijn gemeente proberen water en vuur te verzoenen, met een vis-noch-vlees-resultaat waarbij iederéén zijn portie frustratie krijgt: automobilisten, voetgangers, fietsers.

Nu ik het zo oplijst: eigenlijk groeien de twee concepten wel naar elkaar toe. Over een jaar of tien hebben we dus wellicht twéé verliezende kampen, al zal de verklaring dan vermoedelijk ‘crisis’ worden genoemd.

Het P-woord

Geplaatst op

Altijd hetzelfde. Als er in gemeenten plannen worden gemaakt om straten of pleinen te vernieuwen, dan doemt het spook van de parkeerplaatsen op. Altijd weer is er dan de litanie van hel en verdoemenis, de voorspelling van de totale ondergang van de lokale middenstand als gevolg van het wegvallen of zelfs maar verschuiven van autoparkeerplaatsen. Politici zijn dan maar al te vaak geneigd eraan toe te geven. Om de lieve, lieve vrede. Resultaat: overal hinder van auto’s die de leefkwaliteit van de openbare ruimte verpesten, op zoek, op weg of op de terugweg van een parkeerplaats. Daarbij maken ze ander gebruik van de openbare ruimte onmogelijk en verklaren ze hele gebieden tot no go-area’s voor kinderen, fietsers en voetgangers. In Nederland is het niet anders.  Aanleiding voor het tijdschrift ‘Verkeer in beeld’ om er een artikel aan te wijden. Daarin komt onder meer Giuliano Mingardo aan het woord, een onderzoeker en docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij relativeert het belang van autoparkeerplaatsen als volgt: “Voor het publiek zijn andere factoren belangrijkerdan de parkeervoorzieningen, ga maar eens bij jezelf na: je bepaalt eerst wat je nodig hebt, waar je dat het beste kan kopen en vervolgens ga je nadenken hoe je er het beste kan komen.” En voorts: “Uit meerdere onderzoeken blijkt dat er nauwelijks verband bestaat tussen het aantal parkeervoorzieningen en de omzet die winkeliers draaien.”

Jammer toch dat winkeliers dit soort publicaties halsstarrig blijven negeren, tegen hun eigenbelang in.