RSS feed

Tagarchief: mobiliteitsarmoede

Nog 88 jaar, maar er is geen haast bij

Geplaatst op

Je weet pas dat je in een bubbel zat wanneer je er uit komt. Of nog juister: wanneer je in een andere bubbel terechtkomt.

Het overkwam me de afgelopen week. De organisatoren van een studiedag over ‘Vastgoed’ vroegen me mijn licht te komen laten schijnen over de mobiliteitsaspecten van de huisvestingsproblematiek.

Dat licht bleek een tegenlicht te moeten zijn. De meeste sprekers die mij voorgingen, bleken aanhangers te zijn van wat ik tegenwoordig de ideologie van het ‘marktisme’ noem. Samengevat komt die neer op een blind geloof dat de vrije markt vraag en aanbod perfect op elkaar weet af te stemmen.

Een blik op de feiten leert dat alvast de vastgoedmarkt niet beantwoordt aan de maatschappelijke behoeften: de wachtlijst voor een sociale woning is in Vlaanderen 178.000 namen lang. Maar kennelijk was dat voor veel aanwezigen geen betrouwbare indicator. Zij wezen er op dat wat gebouwd wordt ook altijd verkocht geraakt. Ergo: ‘het aanbod is afgestemd op de vraag’.

Het is alsof mobiliteitsmensen zouden beweren dat mobiliteitsvraag en -aanbod elkaar afdekken ‘aangezien alle geproduceerde auto’s ook verkocht geraken’. Gemakshalve wordt er dan aan voorbijgegaan dat de markt geen democratie is maar een plutocratie: wie geen geld heeft, heeft letterlijk niets te zeggen. Daardoor worden mobiliteitsarmoede en dakloosheid letterlijk onzichtbaar.

De door de verwarring van ‘maatschappij’ en ‘markt’ ontstane dode hoeken kunnen evenwel weggewerkt worden door een corrigerende democratische overheid. Door publiek transport aan te bieden, bijvoorbeeld. Of door sociale woningen te bouwen.

Logisch dus dat de Administrateur-Generaal van het Departement ‘Wonen’ ook een woordje kwam placeren. Per jaar worden er zo’n 2000 sociale woningen opgeleverd, vertelde hij. Dat aan dat tempo nog 88 jaar nodig zijn om iedereen onderdak te geven, vertelde hij niet en het verwachte oproer bleef dan ook uit.

Sterker nog: het bleef ook uit toen ik er zelf de aandacht op vestigde. Van een ‘sense of urgency’ was geen sprake. Niemand stond op om een ‘taskforce’ bijeen te roepen. Niemand schreeuwde zijn verontwaardiging van de daken. (Ah ja, want die zijn er niet.)

Als er al bezorgdheid was, dan betrof die het rendement voor de aandeelhouders. Het versterkte me in mijn overtuiging dat in dit land meer voor beleggers dan voor bewoners wordt gebouwd. Goedkeurend werd vastgesteld dat jongeren nog aan hun huisje-tuintje kunnen komen dankzij de financiële steun van hun ouders en grootouders. Raar, want later in het debat bleken weinigen hoog op te lopen met een concepten als ‘solidariteit’ of intergenerationeel samenwonen. Toen een spreker kwam getuigen over een succesvolle cohousingformule, was de eerste reflex bezorgdheid over het investeerdersrendement en de tweede over de inherente samenlevingsproblemen – alsof burenruzies in verkavelingen nooit voorkomen.

In deze bubbel staat het eigendomsrecht hoog aangeschreven, ook al komt dat in de praktijk niet zelden neer op recht op eigen domheid. Een CEO van een belangrijk bouwbedrijf stelde dat hij ‘niet kon uitleggen waarom sommige van zijn projecten niet vergund werden’ – een klacht die ik makkelijk kon uitvlakken met de vaststelling dat ik dan weer ‘niet kan uitleggen waarom sommige projecten wél vergund geraken’. Toch werd er zonder blikken of blozen beweerd dat het allemaal de schuld is van ‘de regeltjes’ en van ‘op belastinggeld terende ambtenaren’. Het besef dat er ook mensen moeten zijn die het algemeen belang bewaken, is door het marktisme helemaal verdrongen. Nogal wiedes: marktisten geloven dat de optelsom van privébelangen vanzelf tot het algemeen belang leidt.

Moeilijk vol te houden met een wachtlijst van 178.000 mensen, maar moeilijk gaat ook.

Mogelijk heb ik enkele mensen een beetje gechoqueerd met mijn stelling dat, voor zover al aan de woningnood tegemoet gekomen wordt, die voornamelijk wordt omgezet in mobiliteitsarmoede: veel sociale woningen worden gebouwd op locaties met een ondermaatse Mobiscore. Zo lift dure, soms onbetaalbare mobiliteit mee met goedkope huisvesting. Wie niet over een auto kan beschikken, is veroordeeld tot immobiliteit. Vandaar wellicht dat de sector van het vastgoed zichzelf aanduidt als ‘immobiliën’.

De vlag dekt de lading beter dan verwacht. Als het goed is, zeggen we het ook.

Metz: het belang van beleid (2/3)

Geplaatst op

Niet dat de Mettiezen het allemaal voor elkaar hebben. In het centrum van de stad mogen ambtenaren nog altijd gratis parkeren, terwijl fiets- of stapvergoedingen nog onbestaande zijn. Verkeerslichten geven weliswaar prioriteit aan de trambussen (“waar auto’s in hun zog van kunnen profiteren”, merkte een woordvoerder op), maar op tal van plaatsen zijn ze nog eenzijdig afgestemd op het autoverkeer. Voetgangers en fietsers moeten daardoor lang wachten op auto’s die soms niet eens komen, met veel roodlichtnegatie tot gevolg.

Een zegsman van het openbaarvervoerbedrijf vatte de uitdaging mooi samen: “l’omniprésence de la voiture” en het daarmee samenhangende ruimtegebruik staat niet in verhouding tot de capaciteit om mensen te verplaatsen.” Ruimterivaliteit, het woord dat ik ooit van de burgemeester van Stuttgart leerde, is overal waar de ruimte schaars is een probleem.

De experts in Metz waren zo nuchter om vast te stellen dat alle beschikbare infrastructuren momenteel ‘verzadigd’ zijn, van de Autoroute tot en met de treinstations. Ze trokken de logische conclusie dat er, behalve op een beter ‘ruimterendement’ (en dus een duurzame modal shift), meer moet ingezet worden op een ‘économie de proximité’ die de behoefte aan (lange) verplaatsingen beperkt. Vandaar dat het oude stadscentrum werd aangelegd als een aaneengesloten voetgangersgebied of woonerf. (Dat laatste noemen ze in het Frans treffend een ontmoetingzone (‘zone de rencontre’). Waar wachten wij op om dit over te nemen?)

De zone 10 in het stadscentrum blijkt zelfs verenigbaar met openbaar vervoer: de van ver zichtbare elektrische gratis ‘Navette’ beweegt zich stapvoets door de winkelstraten.
Tijdens regenbuien bleek ze zeer populair.
Handig, zo’n chauffeur met wie je oogcontact kunt maken…

De zone rond het ‘Centre Pompidou’, ooit monofunctioneel industrieel, is nu een gemengde zone met woonfuncties, winkels en kantoren.

De functiemix aan het Centre Pompidou: winkels, kantoren, woningen.
Overigens is het met die functiemix niet overal even goed gelukt…

Ook hier weer opvallend: de lokale autoriteiten blijken een prima zicht te hebben op alle stedelijke en regionale verkeersstromen. Ze beschikken over een actuele databank (soms ‘in real time’) over auto-, trambus-, trein- en fietsverplaatsingen. Maar ze hebben totaal geen zicht op de problematiek van wat ik ‘de onzichtbare files’ noem: mensen die zich graag zouden willen verplaatsen, maar dat vandaag niet kunnen, vallen consequent buiten beeld. Mobiliteitsarmoede is ook in Metz nog een blinde vlek in het beleid.

Over beleid gesproken: tot 2008 werd er een consequent pro-auto-beleid gevoerd. Pas met het aantreden van de socialistische burgemeester Dominique Groz kwam de omslag. Die werd in 2020 opgevolgd door burgemeester Grosdidier, van rechtse signatuur en (wat onze lokale gesprekspartners niet vermeldden) geregeld opduikend in verhalen over corruptie en machtsmisbruik, maar op het vlak van mobiliteit lijkt die voort te gaan op de ingeslagen weg. Continuïteit van beleid: ook een succesfactor die we overal tegenkomen. Er is dan ook een schijnbaar breed gedragen langetermijnplan voor de systematische uitrol van ‘zones 30’ in de woongebieden, naast ‘zones 20’ (woonerven) en ‘zones 10’ (waar fietsers toegestaan zijn, maar voetgangers absolute voorrang genieten).

Die zonale benadering blijkt dan ook te werken. De zones zijn leesbaar en logisch, de leegstand is beperkt en zelfs tijdens regenbuien is er altijd wel wat volk op straat.

Metz doorstond de ‘regentest’ met glans: ook als het regent is ze aantrekkelijk, zelfs voor kinderen. Wat is er leuker dan een diepe goot waar je in mag plenzen?

Dat er in 15 jaar zoveel werd verwezenlijkt, heeft alles te maken met de ‘Déclaration d’intérêt public’, een beleidsinstrument dat het algemeen belang laat primeren op het privébelang, precies het omgekeerde van wat bij ons vaak het geval is – en verklaart waarom het zo moeizaam gaat met de vervanging van onze ‘moordstrookjes’ door vrijliggende fietspaden.

VerkeerDberichten

Geplaatst op

“Sommige begrippen hebben tijd nodig om door te dringen.” Met die zin opende ik kort geleden een blogstukje. Het ging over de inburgering van het begrip ‘voorruitperspectief’die na twee decennia eindelijk haar beslag lijkt te krijgen.

Vandaag kan ik openen met een variant: “Sommige ideeën hebben tijd nodig om door te dringen.”

Had Annemie Peeters een bril gedragen, ze had er ruitenwissers op laten monteren.

Ik heb het dan over het idee om in de verkeersberichtgeving ook aandacht te geven aan andere vervoerswijzen dan de auto. Tien jaar geleden lanceerde ik het idee (na te lezen in ‘De file voorbij’ – Uitgeverij Vrijdag). Dat leverde me toen een passage op bij Annemie Peeters op Radio 1. Het werd een bevreemdende ervaring, want mijn bijna-naamgenote kwam niet verder dan wat flauwe fake-berichtjes om de belachelijkheid van mijn voorstel te illustreren. “Er liggen glasscherven op het fietspad tussen Kontich en Edegem.” “Er is een spookfietser gesignaleerd op het fietspad langs de Liersesteenweg.” Dat soort ongein.

De presentatrice bleek niet los te weken uit haar voorruitperspectief. Had Annemie Peeters een bril gedragen, ze had er ruitenwissers op laten monteren.

fietsinfo

Eén decennium later (“reeds”, moeten we dan zeggen) heeft VRT-verkeersanker Hajo Beeckman het wél begrepen. Gisteren lanceerde hij een oproep op Twitter om suggesties te doen wat zo’n verkeersberichten voor fietsers zo al om het lijf zouden kunnen hebben. Nice! En voor we het vergeten: thanks!

Laten we van die fietsberichtgeving dan vooral geen kopie maken van de autoberichtgeving. Alsjeblieft geen aankondigingen van ‘vertragingen’ op de fietssnelwegen of langere wachttijden bij het oversteken.

Fietsers luisteren onderweg (best) niet naar de radio. Dus is alleen informatie voor het vertrek relevant. Als de fietsliften aan de Scheldetunnels weer eens niet werken, laat dat dan weten. Als er een ophaalbrug in de haven defect is, zeker melden! Maar voor het overige heeft een fietser vooral veel baat bij goede informatie op de weg: leesbare infrastructuur, goede bewegwijzering, duidelijke omleidingen. En bij goede voorzieningen natuurlijk. Zorg ervoor dat de fietspaden regelmatig worden schoongemaakt en dat ze in de winter ijsvrij worden gemaakt, dan zijn mededelingen over scherven en gladheid overbodig.

Fietsers luisteren onderweg (best) niet naar de radio.

sneeuw en verkeer (30)

Deze dwarsligger zou geen dwarsligger zijn, als hij nu ook niet wat verder zou willen gaan. Dat doen polsstokspringers tenslotte ook (van elke soort weggebruiker valt wel iets te leren). Als ze een bepaalde hoogte hebben gehaald, gaan ze niet op hun lauweren rusten. Integendeel: ze laten de lat wat hoger leggen en nemen een nieuwe aanloop.

Welaan dan, hier komt-ie. Waarom laten we de verkeersberichtgeving voor automobilisten niet gewoon achterwege?

Mijn eerste argument is praktisch. Wie heeft er nog een boodschap aan? Niet-automobilisten hadden er al nooit een aan. Voor hen is het een behoorlijke bron van ergernis: ellenlange opsommingen zonder enige informatieve meerwaarde. Saaie radio die moet worden uitgezweet.

Files zijn vandaag pas nieuws als ze er niet staan.

Automobilisten hebben aan de verkeersinfo intussen ook niets meer. Velen hebben een gps die hen in real time vertelt waar de files staan. Daarnaast zijn de meeste files dagelijkse files. Die kennen we intussen wel. Die zijn pas nieuws als ze er niet staan.

Dus stel ik voor om alleen nog de uitzonderlijke files aandacht te geven: incidentfiles en bijhorende kijkfiles, files door wegenwerken, files omwille van bijzondere weersomstandigheden… Zie je wel: helemaal onredelijk ben ik niet. Tegelijk stel ik voor dat er gewerkt wordt aan een systeem dat verkeersinfo alleen nog doorlaat op de radio wanneer iemand daar uitdrukkelijk om vraagt. Vandaag zit er op autoradio’s een toets die automobilisten toelaat te kiezen of ze hun favoriete muziek willen laten onderbreken door verkeersberichtgeving of niet. Het kan niet zo moeilijk zijn om dat principe wat verder uit te werken. Technologische vooruitgang, ik ben er niet tegen.

Mijn tweede argument is er eigenlijk één van Hajo Beeckman zelf. Vandaag hoorde ik hem zijn initiatief toelichten op de radio. Dat die berichtgeving voor fietsers niet mocht doorschieten naar sensibilisering, zei hij, want daarvoor beschikt de overheid over andere kanalen.

Hij heeft gelijk. Het wordt de hoogste tijd dat onze bevolking, automobilisten en niet-automobilisten, filerijders en nog veel meer niet-filerijders, niet langer elk half uur wordt gebombardeerd met ‘verkeersellende’ en ‘fileleed’. Allicht is het zo niet bedoeld, maar zo wordt de boodschap er wel ingeramd dat files ons grootste mobiliteitsprobleem zijn. Met de problemen van de hypermobielen worden we constant om de oren geslagen. Over het tekort hoor je, als het meezit, eens om de paar maanden iets. Het is één grote hersenspoeling.

Met als gevolg dat wanneer het gaat over de besteding van de schaarse middelen iedereen het maar ‘logisch’ vindt dat er miljarden gaan naar extra wegcapaciteit. De fietsers mogen het dan met de kruimels doen. Het openbaar vervoer moet besparen.

Is er daar ook een probleem? Tiens, daar hadden wij nog niet van gehoord… Stel je voor dat we over mobiliteitsarmoede even vaak berichten zouden krijgen als over files: over X die niet weg kan wegens geen bus, over Y die de verplaatsing niet aandurft omdat het moordstrookje niet zomaar een moordstrookje wordt genoemd en over de kinderen Z die niet naar de scouts mogen vanwege een te gevaarlijke oversteek.

Veel kans dat ons mobiliteitsbeleid er helemaal anders zou uitzien.

Wat is het probleem?

Geplaatst op

Het is mogelijk dat u één dezer dagen ergens onderweg een katern van Trends aantreft. Over mobiliteit, godsamme. En laat daar nu een inleidend stukje van mij in staan met – een ongeluk komt nooit alleen – ook nog een portretfoto erbij. 

IMG_0014

Ik heb dat stukje geschreven na veel twijfelen, omdat het een commercieel (‘gesponsord’ heet dat dan eufemistisch) initiatief betrof. Maar uiteindelijk heb ik me laten overhalen, omdat ik carte blanche kreeg en omdat het een forum is om een belangrijk punt te maken.

Dat punt heb ik wel degelijk kunnen maken, denk ik. Alleen is het jammer dat de redactie een beetje aan mijn stukje heeft gemorreld, zonder me daarin te kennen. Toen ik de redacteur erop aansprak, reageerde die in de sfeer van: “Wat is het probleem?”

En laat dat nu net de oorspronkelijke titel van mijn tekstje zijn geweest.   

WAT IS HET PROBLEEM?

Niet dat ik er al één letter van heb gelezen. Maar de kans is groot dat het katern dat u in handen heeft bol staat van de ‘mobiliteitsoplossingen’. Misschien is dat goed nieuws. Misschien ook niet.

(De eindredactie ‘verbeterde’ dit als volgt: “De campagne die u op deze website kan lezen, geeft u een zicht op heel wat mooie mobiliteitsoplossingen. Misschien is dat goed nieuws. Misschien ook niet.”)

De hamvraag is of de voorgestelde oplossingen het antwoord zijn op de juiste vraag. Collega-dwarsligger en Brits architect Cedric Price wist het al: “Er is niets zo fout als het beantwoorden van foute vragen.”

Wat is ons mobiliteitsprobleem? Dat we niet op elk moment van de week tegen 120km/u naar Brussel of Antwerpen kunnen rijden? Dat we niet altijd voor de deur van elke bestemming kunnen parkeren?

Met permissie gezegd: dat zijn (met airco en verwarmde zetels verzachte) ongemakken van mensen die hoe dan ook mobiel zijn.

Daaraan energie, tijd en geld besteden mag natuurlijk. Maar is dat vanzelfsprekend als het ten koste gaat van de oplossing van het echte mobiliteitsprobleem, te weten: grote aantallen mensen willen zich wel verplaatsen, maar kunnen het niet.

Omdat de opstap van tram of perron te hoog is voor hun rolstoel. Omdat het openbaar vervoer niet afgestemd is op die job in de haven. Omdat de dichtstbijzijnde winkel niet op wandelafstand ligt. Omdat de steenweg het nog altijd moet stellen met moordstrookjes en naar school fietsen dus geen optie is. Omdat er na het concert geen trein meer terug rijdt.

Enzovoort.

We noemen het ‘mobiliteitsarmoede’ en dat wekt de indruk dat het een privilege is van arme mensen. Ten onrechte. Ook jongeren, ouderen, mensen met een beperking en de wederhelften die hele dagen auto-loos achterblijven op de groene verkaveling zijn dikwijls feitelijk van hun bewegingsvrijheid beroofd. En dus uitgesloten van het maatschappelijke leven.

Dat is geen ongemak meer. Dat is een onrecht. En wat mij betreft dus een wezenlijk mobiliteitsprobleem.

Het is waar. Veilige fietsvoorzieningen kosten geld. Sociale huisvesting in de kernen kost, althans op de korte termijn, meer dan in het midden van nergens. Zorgen voor voldoende en toegankelijke bussen, trams en treinen vereist aanzienlijke investeringen.

Maar beweren dat we die middelen niet hebben, zou gelogen zijn.

We hebben ze wel degelijk. We besteden ze gewoon anders. Tot nader order verkiezen we ze aan te wenden voor de verlichting van ongemakken, eerder dan voor de oplossing van problemen. We faciliteren liever het teveel dan dat we de tekorten aanpakken.

Laat dit dus mijn vriendelijke suggestie zijn: als u dit katern leest, vraag u dan bij elk item even af voor welk en wiens probleem het een oplossing zou kunnen zijn. En verdeel dan pas uw enthousiasme.

—————————————

Overigens heb ik in bovenstaande tekst architect Price opnieuw de nationaliteit gegeven die hem toekomt. Mijn fout.

Het volledige katern is te vinden via volgende links:

 

 

 

In de overgang

Geplaatst op

Hello folks,

We hebben de klip genomen, de dans ontsprongen, het vuurwerk ontweken, de indigestie verijdeld, de kater verwerkt, de tafeldiscussies overleefd, de duisternis overwonnen en de weemoedigheid getemd. Het zou kunnen dat we klaar zijn voor 2020, al zal dat vooral uit de feiten moeten blijken.

In afwachting kijk ik nog één keer achteruit. Met bijna 40.000 unieke bezoekers, 76.626 views, net geen 400 abonnees en 55 posts was het, alvast kwantitatief gesproken, geen slecht jaar voor deze blog.

Niet dat het mijn blogberichten zal beïnvloeden, maar ik keek eens na wat u het voorbije jaar het meest kon bekoren – te oordelen naar het aantal lezers dan toch.

Pfieuw, begrijpt u nu wat ik bedoel als ik regelmatig herhaal dat we ermee moeten oppassen de dingen altijd te willen vatten in kwantitatieve termen? Meten is soms niet-weten.

Dit gezegd zijnde, het artikel dat u dit jaar het vaakst (bijna 5000 keer) aanklikte ging over de sluiting van onze buurtwinkel: Requiem voor een buurtwinkel. Ik wou dat ik het nooit had hoeven schrijven. Sinds de sluiting van onze geliefde ‘Spar’ enkele weken geleden is het voetgangersverkeer in onze straat letterlijk verdwenen. Zittend aan het raam van mijn bureau zag ik hoe de winkel functioneerde als wat Boudewijn Bach een ‘menspomp’ noemt. Die zoog de mensen de straat op en liet hen elkaar tegenkomen. Toevallig, maar dus eigenlijk niet zo toevallig.

Op afstand op twee: Klimaatbewust op vakantie. Ook dat artikel, dat ook in De Standaard verscheen, had ik liever niet geschreven. Het ging over de lijdensweg die nodig was om aan treintickets te geraken voor onze zomerreis naar Hamburg en Kopenhagen. Het doet me eraan denken: van mijn voornemen om ook iets te schrijven over die reis zelf, kwam niks in huis. Wellicht omdat het zo’n meevaller was. Goed nieuws is geen nieuws – ik pleit ook schuldig (en ik voel hier een voornemen voor 2020 opkomen).

2019 deel 1 Kopenhagen (11)

Nog een voornemen: iets minder blogstukjes en in ruil een nieuw boek

Op drie: Salarisvragen. Ook deze blog schreef ik uit frustratie, toen het debat over de salariswagen in de aanloop naar de verkiezingen nieuwe diepten bereikte. Ik heb een donkerblauw vermoeden dat ik de inhoud van dit stukje de komende jaren nog enkele keren zal mogen herkauwen. Sommige debatten zijn als de seizoenen – je kunt er alleen niet zo’n lekkere pizza’s van maken.

Het moet zijn dat mijn boosheid u nogal bevalt, want net buiten de top 3 vinden we een stukje dat ik pas op 20 december plengde: Brief aan de minister . Het is mijn aanvulling op de onvolprezen ‘Brieven van Dikke Freddy’. Ook dit thema, mobiliteitsarmoede, zullen we de komende tijd nog wel terug zien komen. Dat is niet eens een voorspelling. Dat is een voornemen.

De top 5 wordt vervolledigd door ‘Monopolie’, alweer een stuk geboren uit verontwaardiging – dit keer over De Lijn en hoe die Chomskygewijs (“Eerst ga je die diensten onderfinancieren voor wat ze worden verondersteld worden te doen. Vervolgens ga je de gebruikers opjutten in hun klachten over die dienst. Zo maak je de geesten rijp voor privatisering. Vervolgens passeren de bedrijven langs de kassa.” – geciteerd in De Wereld Morgen, weliswaar in een artikel over de NMBS) naar de afgrond wordt geleid. Geen voornemen, wel een voorspelling: ook hierop gaan we in 2020 nog meer dan eens terugkomen.

Als tegengewicht voor de populariteit van mijn kwaadheid (en ook uit oprechte bezorgdheid over mijn imago: eigenlijk ben ik best een lieve kerel), ben ik zo vrij uw aandacht te vestigen op enkele positieve stukjes uit 2019. Want geloof het of niet: aan sommige daarvan bewaar ik mijn beste herinneringen van 2019. En als we nu van iets nooit te veel kunnen hebben, dan wel goede herinneringen.

Daarom een bescheiden aanbeveling om toch ook eens de volgende stukjes te willen overwegen:

  1. Bankcontact: over hoe de plaatsing van wat gevelbanken de wereld een heel klein beetje verbeterde (en nog verbetert)
  2. Heel het jaar vakantie: over hoe een eenvoudig initiatief als een ‘speelstraat’ niet alleen de kinderen maar ook de volwassenen dichter bij elkaar brengt en zorgt voor meer leefkwaliteit.
  3. Het Fietsbollennetwerk: een warme oproep om een man die veel heeft betekend voor de renaissance van de fiets in Vlaanderen de eer te geven die hem toekomt.
  4. Mechelen, stad van de zonneblussers: soms zijn fata morgana’s gewoon echt.
  5. Nieuwe publieke ruimte: over hoe binnen soms ook buiten is – iets waar we, de klimaatverandering indachtig, in de toekomst nog veel meer van zullen nodig hebben. Let op mijn woorden! (maar dat deed u al. Dat bewijzen, nu ja, dan toch wel de cijfers)

Gelukkige nieuwjaar!

Brief aan de minister

Geplaatst op

Geachte mevrouw Lydia Peeters, minister van mobiliteit

Het is dat ik heden avond naar een avond van Behoud de Begeerte ben geweest. Erik Vlaminck kwam voorlezen uit zijn Brieven van Dikke Freddy.

Er zat geen brief aan u bij. Eerlijk gezegd vond ik dat een gemis.

Zeker na de week die net voorbij is. Daarin presteerde u het om kennis te nemen van een door ons allen betaalde studie naar de kosten en baten van rekeningrijden en meteen te zeggen dat u er niks mee ging aanvangen. Uit de studie bleek weliswaar dat rekeningrijden dit land een grote maatschappelijke en economische winst zou opleveren, maar dat was voor u geen argument. We gaan mensen niet extra laten betalen om met de auto te rijden, zei u, want velen hebben geen alternatief.

Opmerkelijk was dat u daarbij uw lach kon inhouden. Men hoeft immers geen mobiliteitsexpert te zijn om te weten dat uw partij en nog een handvol andere de voorbije jaren niet anders hebben gedaan dan op die alternatieven besparen. Het resultaat is er dan ook naar: in geen jaren reden er zo weinig bussen en de bussen die reden deden dat dan ook nog eens met horten en stoten – om niet te zeggen op onvoorspelbare wijze.

Maar dat was nog niet genoeg. Als kers op de taart kondigde u in één adem aan dat er een nieuwe studie zou komen. Een onderzoek naar de opportuniteit van een extra rijstrook voor de E313 tussen Ham en Hasselt. Niet door u betaald, neem ik aan, maar weerom door ons allemaal. Dat mobiliteitsexperten u de uitkomst daarvan nu al kunnen geven, gratis en voor niks bovendien, was voor u geen punt.

Dat zo’n derde rijstrook op termijn alleen maar leidt tot een verdikking van de file? Ach, zei u, onze mobiliteitsproblemen zijn zo groot dat we niet met één pilletje toekomen, we zullen véél pilletjes moeten nemen. Waarop u dus prompt voorstelde om toch nog eens die behandeling met de bloedzuigers uit te proberen. Iets zegt mij dat uw partijgenote, minister De Block, daar het hare van denkt: miljoenen investeren in placebo’s, in hààr winkel zou het niet waar zijn.

Als liberale weet u natuurlijk als geen ander dat geld dat u uitgeeft aan het ene niet meer kan worden uitgegeven aan het andere. En toch doet u dat.

Ik hoop dat u begrijpt dat ik dat niet begrijp.

E313 (3)

De E313: er is nog ruimte voor een extra rijstrook

Toen ik uw beleidsnota enkele weken geleden las was ik nog aangenaam verrast door de nuchtere zakelijkheid die de tekst ademde. Daar is nu helaas niks meer van over. Kennelijk wil u het beleid van uw voorganger verderzetten. U wil blijven investeren in het teveel, ten koste van de tekorten. Voor de mobiliteitsobesen wordt de loper uitgerold, voor de mobiliteitsarmen is er alleen medelijden (en misprijzen, omdat ze godverdomme niet ‘activeren’).

Dikke BMW’s blijven voorrang hebben op Dikke Freddy’s.

Vandaag subsidieert en faciliteert u de file: salariswagens, extra rijstroken, missing links, het ‘optimaliseren’ van de Brusselse en het rondmaken van de Antwerpse Ring… Morgen roept u op tot ‘budgettair realisme’ als De Lijn smeekt om wat clementie.

Zoals het er nu naar uitziet, mevrouw de minister, gaat het feest voor de enen gewoon door en is de kater voor de anderen. Of hoe de officiële ‘modal shift’ al na enkele weken niet meer dan ‘modal shit’ blijkt te zijn.

Hoogachtend

Kris

Monopolie

Geplaatst op

Misschien mag het opschrift intussen veranderd worden. Van ‘getankt’ naar ‘leeggelopen’.

Minister Weyts kan met trots terugblikken op zijn doortocht op het departement Mobiliteit. De tevredenheid over De Lijn was nog nooit zo laag als vandaag. Nooit werden er meer ritten geschrapt dan vandaag. Nooit was de stiptheid slechter. Nooit liepen er meer mensen met kennis van zaken weg. Een mooie palmares, toch als je bedenkt dat dit de bedoeling was. Soms worden de dingen pas duidelijk in de achteruitkijkspiegel.

Nu mag minister Lydia Peeters de klus afmaken: de openbaarvervoermarkt liberaliseren. Voor een liberale politica lijkt het wel een cadeau.

Maar in tegenstelling tot wat velen denken, zit de fout in die opdrachtomschrijving niet zozeer in het ‘liberaliseren’ – al kunnen veel experimenten in die zin bezwaarlijk een succes worden genoemd: kijk even naar Groot-Brittannië of naar de ‘vrijmaking’ van onze energie- en telefoniemarkt. Tot betere, goedkopere en meer transparante dienstverlening heeft het niet geleid. ‘Liberaliseren’ naar voor schuiven als het antwoord op alles, is dus op zijn minst simplistisch en naïef.

Hopelijk denkt de nieuwe minister eerst goed na over de voorwaarden waaraan de ‘spelers’ zullen moeten voldoen.

Dat brengt ons bij de fout in de opdrachtomschrijving, die zich vooral in het eerste deel ervan bevindt: in de reductie van de behoefte aan openbaar vervoer tot een ‘marktvraag’.

Wat is hier het probleem? De vrije markt is zoals het cijnskiesrecht. Ze houdt alleen rekening met wie genoeg centen op zak heeft. Geen geld, geen stem – dat is het principe. En meteen ook de reden waarom je basisrechten nooit aan de vrije markt kunt toevertrouwen. Als we het recht op huisvesting, op sociale zekerheid of op onderwijs aan haar zouden overlaten, zou onze samenleving er een stuk slechter aan toe zijn.

Daar zijn, gelukkig, ook de liberale politici het over eens. Het maakt dan ook de essentie uit van wat we het ‘Rijnlands model’ zijn noemen – naar het onverwachte succes van het naoorlogse (West-)Duitsland, dat begreep dat een markt altijd maatschappelijke correcties nodig heeft.

De ‘markt’ heeft nu eenmaal een ingebakken blinde vlek: de behoeften van wie geen of te weinig middelen heeft. Want raad eens, mensen zonder geld zijn nog altijd mensen. Die hebben dus ook behoeften.

We vinden dit, zoals de Nederlandse professor Karel Martens het vorige week op de Dag van de Mobiliteitsprofessional nog eens helder kwam uiteenzetten, de vanzelfsprekendheid zelve. Toch zo lang het niet gaat over mobiliteit. Gaat het over dat laatste, dan gaan we plots weer op de Onzichtbare Hand vertrouwen. “Liberaliseer de markt en gij zult u vlot kunnen verplaatsen.” Zoiets.

Bij nader inzien is ons vertrouwen ook hier niet onbeperkt. Want we laten het alleen spelen als het gaat over openbaar vervoer. Van zodra het gaat over automobiliteit is het weer weg.

Raar maar waar. Er is geen sector die meer schreeuwt om overheidsinterventie (parkings! rijstroken! bruggen! tunnels! viaducten!) dan de autosector. Geld uitgeven voor het automobilisme heet dan ‘investeren’ en hoeft van Europa niet eens in de begrotingen te worden meegenomen – opeens hoeft de boekhouding niet meer te kloppen. Geld uitgeven voor het openbaar vervoer daarentegen is een ‘kost’. Op kosten, dat spreekt vanzelf, moet worden bespaard. Dan krijg je, in een tijd waarin mensen kleumend staan te wachten op een bus die niet komt, bonzen die op het geniale idee komen om de prijs wat te verhogen ‘teneinde de vraag beter te spreiden’.

Inderdaad: wedden dat er voortaan minder mensen zullen staan kleumen? Maar ook: wedden dat voortaan meer mensen zullen genieten van een goed verwarmd dan wel gekoeld salon op wielen? En wedden dat meer mensen uit beeld zullen verdwijnen en noodgedwongen thuis zullen zitten kleumen?

Problem solved? Nope. De problemen zullen alleen groter zijn geworden. Nog meer auto’s op de weg. Nog meer mensen geïmmobiliseerd en uitgesloten van participatie aan de samenleving. Ik hoor de klaagzangen nu al. Over vacatures die niet ingevuld geraken. Over een deel van de bevolking dat zich maar niet laat activeren. Over de onverklaarbare vereenzaming. En over de files natuurlijk. Vooral over de files.

Dan gaan we weer naar Start. We ontvangen geen startgeld. Integendeel, we leggen er nog een flinke smak bovenop. Om na een tijdje verwonderd vast te stellen dat het toch weer niet geholpen heeft. Dan is het tijd voor weer een nieuwe besparingsronde op het openbaar vervoer.

Of hoe de liberalisering van de openbaarvervoermarkt op veel trajecten uiteindelijk zal leiden tot een versterking van het monopolie van de auto.

Het Vlaams Regeerakkoord: meer beleidsarmoede dan armoedebeleid

Geplaatst op
En dat is niet anders voor het hoofdstuk over mobiliteit. Ook deze Vlaamse regering brengt geen trendbreuk. Filefixatie aan de ene kant, negatie van de echte problemen (mobiliteitsarmoede, de gezondheids- en milieu-effecten en de impact op het klimaat) aan de andere kant – veel meer valt er niet te rapen.

Te oordelen naar hun wereldvreemdheid hebben de auteurs van het Vlaams regeerakkoord de afgelopen jaren in Bokrijk verbleven, meer bepaald in het deel dat de jaren ’50 en ’60 van vorige eeuw evoceert. Dat het automobilisme ons intussen in een stevige Catch22 heeft gevangen, schijnt nog helemaal niet te zijn doorgedrongen. Integendeel: we gaan er uit geraken door nog meer van hetzelfde te doen. De aannemers laten hun bulldozers al warm draaien. Business as usual, in plaats van verandering die zou kunnen werken.

Joke Schauvliege lanceerde vorige legislatuur dan wel een Wegweg-project om ontharding te stimuleren, meer dan een schijnbeweging blijkt het niet te zijn geweest. Van een asfaltstop is minder dan ooit sprake.

De Brusselse Ring wordt “geoptimaliseerd”. Het “Toekomstverbond” wordt volledig uitgevoerd. “Missing links” worden aangepakt. Aan eufemismen geen gebrek.  Men blijft kiezen voor het niet-kiezen. Het staat er zelfs letterlijk: “modusneutraal investeringsbeleid”. Dat is dus een ‘en-beleid’: én auto’s én vrachtwagens én openbaar vervoer én fietsers én spoor én water en lucht. Het moet wel zijn dat het geld als manna uit de lucht gaat vallen – al was het antwoord op de show me the money!-oproep van de oppositie nogal ontluisterend. En zelfs als er geld voor was: om iedereen op zijn wenken te kunnen bedienen, moet Vlaanderen minstens in oppervlakte verdubbelen.

Nee, we zijn niet naïef. In de praktijk zal het er op neerkomen dat het status-quo bewaard blijft. Er zullen nog méér investeringen komen in nieuwe wegcapaciteit. Terwijl we er nog niet eens in slagen de bestaande wegen fatsoenlijk te onderhouden.

Die feitelijke keuze maakt dat we meer dan één keer verliezen.

De eerste keer doordat we geld pompen in dat wat we zeggen te willen terugdringen. Dat zal ons niet dichter bij ons doel brengen, wel integendeel. De kraan wordt nog verder opengezet. Alle andere initiatieven worden dan gedegradeerd tot dweilmaatregelen.

De tweede keer doordat geld maar één keer kan worden uitgegeven. Centen besteed aan auto-infrastructuur zijn verloren voor betere fietsinfrastructuur of meer openbaar vervoer. (Terloops: het opzet lijkt te zijn De Lijn verder te te kort te laten schieten in haar publieke opdracht, zodat binnenkort iedereen smeekt om liberalisering. De auto-olie-rubber-coalitie van weleer is er niets tegen.)

En de derde keer verliezen we doordat nieuwe auto-infrastructuur betekent dat we er op termijn nog méér geld tegenaan moeten gooien, want ook die nieuwe wegen moeten onderhouden worden, verlicht en schoongemaakt. Tel daarbij de rijkensubsidies voor de aankoop van elektrische auto’s (niet voor elektrische fietsen), de blijvende ondersteuning voor verlieslatende luchthavens en de recurrente kosten voor gezondheidszorg en klimaatadaptatie en je weet: van deze molensteen gaan we nog jaren plezier hebben.

De officiële uitleg voor de afschaffing van de woonbonus, die nota bene in geen enkel programma van de meerderheidspartijen stond, is nu dat experten dit adviseerden “en dus doen we dat”. Vreemd, want wat experten te zeggen hebben over salariswagens, rekeningrijden en klimaatbeleid in het algemeen is dan weer geen aanleiding om het geweer van schouder te veranderen.

Exclusief: de schrijfmachine waarmee het mobiliteitshoofdstuk in het Vlaams Regeerakkoord werd geschreven.

Zelfs het rekeningrijden voor vrachtwagens, met als perverse effecten de camionettisering en meer zwaar vervoer in de dorpskernen, wordt niet bijgestuurd. Integendeel: er is sprake van gunstige tarieven om de daluren beter te benutten. Voorspelling: er zullen de komende jaren véél zwarte vlaggen langs onze wegen wapperen en het zullen niet allemaal zwarte leeuwen zijn.

Het “voorruitperspectief” blijft dominant en werkt verengend als steeds. “We zullen ook in de toekomst met z’n allen gebruik blijven maken van een eigen of gedeelde wagen,” staat er letterlijk. “Met zijn allen,” het staat er echt. Kennelijk denken onze beleidsvoerders dat er in Vlaanderen zes miljoen auto’s rijden en geen drie miljoen. Kennelijk heeft in het Vlaanderen van morgen iedereen een rijbewijs, inbegrepen de kinderen, de ouderen en de mensen met een handicap. Voor wie in de 300 pagina’s de ambitie tot inclusie niet vond: hier staat ze.

Alleen is ze natuurlijk compleet van de pot gerukt, net zoals de ambitie om tot een modal split van, al naargelang de locatie,  60-40 of 50-50 te komen. Autogebruik wordt in het Regeerakkoord nog altijd afgeschilderd als de norm en nu eenmaal de realiteit, waardoor luchtkwaliteitsnormen, geluidsnormen, veiligheidseisen en vooral wij ons aan die ‘realiteit’ zullen moeten aanpassen in plaats van omgekeerd.

Maar de Fietsersbond toonde zich toch opgetogen over de stijging van het budget voor fietsinfrastructuur? Jawel en ik denk dat hij te vroeg heeft gejuicht. Niet alleen omdat een fietsbeleid natuurlijk veel meer moet zijn dan een fietspadenbeleid en het overduidelijk is dat de daarvoor benodigde keuzes niet zullen worden gemaakt.

Ook omdat er zand in onze ogen wordt gestrooid. Terwijl Sterke Jan op zijn smartphone ‘Angry Birds’ speelde (als om te onderstrepen dat hij het parlement ‘buiten spel’ had gezet), sijpelden de eerste cijfers over de begroting naar de openbaarheid. En kijk: volgend jaar verlagen de uitgaven voor fietsinfrastructuur naar 100 miljoen euro en de 300 miljoen euro waarvan sprake in de hoeraberichten (nog altijd minder dan wat Audi Vorst toegestopt kreeg om een nieuwe elektrische superSUV te fabriceren) zal pas bereikt worden op het einde van de legislatuur.

Of niet natuurlijk: slechts 10% van de aangekondigde investeringsuitgaven is vandaag ingeschreven in de meerjarenbegroting. Best mogelijk dat we uiteindelijk naar die miljoenen mogen fluiten. Zoals de vogeltjes als het ware.

Er is een goeie kans dat we die Angry Birds nog eens terug zien komen.

Van SUV tot suf

Geplaatst op

En daar is ze weer, de week van de Mobiliteit!

Weer worden we om de oren geslagen met de problemen van de meest mobielen (met op kop de file: “elke dag verlengd wegens groot succes”) en gaat het weer niet over de problemen van de minst mobielen (de mobiliteitsarmoede, de autonomie van kinderen en ouderen). Dat komt natuurlijk doordat de mensen die berichten over mobiliteit eerder tot de eerste groep behoren dan tot de tweede. Het hemd is nu eenmaal nader dan de rok.

Toch zijn er lieden die hun best doen om ook andere mobiliteitsaspecten op de agenda te krijgen.

Zo is er vrijdag ‘Park(ing) Day’, een dag waarop wereldwijd parkeerplaatsen worden ‘bezet’ om er voor één dag een andere, mensvriendelijkere bestemming aan te geven: een tuintje, een picknicktafel, een zandbak voor de kinderen – verbazend wat er allemaal kan op één zo’n stukje van 6 bij 2 meter…

Niet toevallig die dag brengt De Standaard een stuk van mijn hand waarin ik inga op de schijnbaar vanzelfsprekende manier waarop onze automobielen na aankoop geruisloos transformeren in immobiliën. Wie een auto aanschaft, krijgt daar bij ons meteen het gebruiksrecht op een morzel publiek domein bij.

Dat ligt anders voor schrijvers over mobiliteit. Om hun ding te doen moeten die zich tevreden stellen met één krantenpagina. Dan kan het al eens gebeuren dat er wat onvermeld blijft. In dit geval is dat het uitdijen van onze auto’s.

Heeft technologie in het algemeen de neiging om almaar minder zichtbaar te worden (denk aan het foto-apparaat dat, samen met onder meer het kompas, onze waterpas, routeplanner, agenda, telefoon, notitieboekje en encyclopedie verdween in onze smartphone), voor de auto geldt dat niet. Die wordt alleen maar hoger, breder en langer. Denk aan het succes van de SUV’s, waardoor een heuse wagenwedloop is in gang gezet: mensen kopen een grotere auto om zich veilig te blijven voelen tussen al die grote auto’s…

Een en ander laat zich natuurlijk voelen op het publiek domein. Konden auto’s vroeger nog makkelijk op een parkeerplaats van 1,80m breed, dan is de standaard tegenwoordig 2m. En er gaan stemmen op om dat op te trekken naar 2,20m, want onder meer de door de Bond Beter Leefmilieu de hemel ingeprezen Tesla’s passen niet meer in het vakje. U mag tweemaal raden van waar de extra benodigde ruimte zal komen. Uiteraard zullen de voetganger en de fietser het gelag van de auto-obesitas betalen onder de vorm van smallere trottoirs, fietspaden en schuwafstanden. Knibbelknabbelknuisje, ze moeten er zelfs twee keer aan geloven, want na de parkeerplaatsen moeten natuurlijk ook de rijstroken volgen. “Ze rijden hier elke dag de spiegels af, mijnheer.”

Dat de overheid de automobilisten die het breed laten hangen tot de orde zou roepen – met productnormen bijvoorbeeld of door ‘onaangepaste’ voertuigen te weren uit de stad -, is blijkbaar ‘ondenkbaar’.

Liever passen we heel onze publieke ruimte aan aan de auto dan dat we ook nog maar zouden overwegen het omgekeerde te doen.

 

Mechelen, stad van de zonneblussers

Geplaatst op

Een stad die zichzelf een ‘kinderstad’ noemt, is wat aan zichzelf verplicht.

In Mechelen lijken ze dat te hebben begrepen. ‘Mechelen Kinderstad’ slaat er niet alleen op het Speelgoedmuseum vlakbij Mechelen Neckerspoel.

Toen ik gisteren nietsvermoedend hun Grote Markt op struinde, zag ik plots dit beeld:

Gefotoshopt, denkt een 21e eeuwer dan spontaan, maar alle fake news nog aan toe, vooralsnog kunnen ze dat nog niet in real life. Dus kneep ik voor alle zekerheid in enkele pagadders (gehuil, geschreeuw, gejengel) en jawel, ze waren echt.

Blijkt dat ze er een dikke week lang de kinderen letterlijk in het centrum van de belangstelling zetten. Op hun Grote Markt, in het centrum van het centrum. Veel symbolischer kan het niet worden.

Er zijn steden – ik noem geen namen – die op hun Grote Markt nog altijd de auto centraal stellen. Ook symbolisch, als je het mij vraagt.*

Maar terug naar die kinderen. En dat beeld. Het vatte wat mij betreft een beleidsvisie samen die, al dan niet bewust, in één klap komaf maakt met het hitte eiland-effect, mobiliteitsarmoede (zie mijn vorige stukje, Louis Neefs had met zijn vriend Benjamin vandaag wél in zijn thuisstad terecht gekund) en sociale uitsluiting. Want een kleurrijke boel was het en op die paar kneepjes na was het al peis en vree en samenhorigheid.

Niet alleen de kinderen genoten trouwens met volle teugen. Passanten en terrasjesmensen genoten gulzig mee.

Alleen de vlag van het hoofdkwartier van het Vlaams Belang hing er een beetje slapjes bij. Maar dat zal van de warmte zijn geweest.

 

 

*I know, onder die Mechelse Grote Markt zit een knoert van een parking. Maar daarover zei burgemeester Somers een tijdje geleden dat ze daar nu spijt van hadden. Waarom? Dat merk je als je in de ‘aan- en afvoerstraten’ probeert te fietsen.