RSS feed

Tagarchief: klimaat

Venetië, de natte droom van autotechneuten

Geplaatst op

Venetië is een getijdenstad. Door het water natuurlijk: eb en (spring)vloed bepalen er het ritme van het leven. En voortaan misschien af en toe ook de droogte, zo bleek recent.

Hoe je daar mee omgaat laat ik graag over aan de specialisten ter zake.

Maar behalve het water, zorgen ook de toeristen voor een vorm van getijden: ’s morgens stromen ze de stad in vanuit het spoorwegstation Santa Lucia en vanuit de autoparking op Tronchetto. ’s Avonds maken de meesten de omgekeerde beweging.

Leonard Ilja Pfeijffer vestigt er in zijn meesterwerk ‘Grand Hotel Europa’ terecht de aandacht op hoe fundamenteel anders wij toerisme en migratie beoordelen, terwijl ze in wezen hetzelfde zijn: “Toerisme vormt een ongemakkelijk contrast met de andere vorm van migratie die het gevolg is van de globalisering en die we zonder reserve als problematisch beschouwen. Terwijl we onze grenzen zo gastvrij mogelijk openen voor buitenlanders die komen om hun geld uit te geven, willen we ze sluiten voor buitenlanders die komen om geld te verdienen.” (blz. 115)

Toch blijkt ook de gastvrijheid voor toeristen zijn grenzen te hebben, zo merkten we hier en daar. Tot onze verbazing, want we hadden er weliswaar over gelezen, maar het fenomeen toch ook vakkundig verdrongen. Niemand wil zichzelf zien als de ongewenste gast.

Waar dan de kritische grens ligt? Voor toeristen in ieder geval een pak hoger dan voor migranten. Venetië telt vandaag geen 50.000 inwoners meer, maar krijgt elke dag wel 100.000 bezoekers over de vloer.

Die moet je elke dag verdienen. En verwerkt krijgen: die gelukzoekers-met-geld moeten er allemaal in geraken, er uit geraken en in de tussentijd onderhouden worden met spijs en drank. Dat levert makkelijk een logistieke nachtmerrie op, maar in het autoloze Venetië verloopt het verbazend vlot.

Daar wou het in mij huizende mobiliteitswezen natuurlijk het fijne van weten.

Dus ging het met de Vaporetto naar Tronchetto, waar de automobilisten massaal stranden en tegenwoordig met een heuse people mover naar Piazzale Roma aan de overkant worden versast. Wie zei daar ook alweer dat de moderne tijd in Venetië een anachronisme is? Ja, tuurlijk, dat was ook Leonard Ilja Pfeiffer. Al voegde hij er aan toe dat “deze stad op geen enkele manier is toegerust voor productiviteit, haast of nut.” (blz. 23)

Heeft de Nederlandse schrijver hier dan toch geen puntje over het hoofd gezien?

Wat die Italianen in ieder geval verstaan als geen ander is de taal van de esthetiek. De people mover is aanwezig en afwezig tegelijk. Naadloos gaat hij over in de omgeving en toch is hij zo zicht- en vindbaar als nodig is. De monorail rijdt automatisch en zonder chauffeur.

Wat? Een stad zonder files en met elektrische autonome voertuigen? Heerlijke paradox: het autoloze Venetië is niets minder dan de natte droom van de autotechneuten. Alleen jammer dat ze het zelf niet beseffen.

Robuuste low tech, betrouwbaarder dan gelijk welke batterij- en wifi-afhankelijke Google Maps. Wel niet vergeten te schilderen, eens om de dertig jaar.

Venetië kent zijn pappenheimers. Ze weet: op de heenweg willen die toeristen naar San Marco en de Rialtobrug. Op de terugweg willen ze naar de Piazzale Roma (automobilisten) of de Ferrovia (treinreizigers). Dus hangt de hele oude stad vol bordjes die de weg naar daar wijzen. Om te verdwalen moet je moeite doen en komt dat dus even goed uit: het is iets wat de meeste toeristen inderdaad niet willen doen.

Kan het nog eenvoudiger? Jawel, dat kan.

Mensen zijn kuddedieren. Ze laten zich leiden door elkaar én door de signalen die ze, vaak onbewust, capteren. Wie naar San Marco dan wel de uitgang wil, hoeft dus maar de stroom te volgen. En die stroom zelf volgt, nu ja, de stroom: de Venetianen beheersen de kunst van de way finding tot in de finesses en geven met wat simpele lichtjes de te volgen route aan.

Nudging om ‘u’ tegen te zeggen: geen kat is zich van die draad van Ariadne bewust, maar iedereen volgt hem.

Het landschap in het landschap

Geplaatst op

De voorbije zomer was ik nog eens in Vitoria-Gasteiz, de hoofdstad van Baskenland en bij ons een nobele onbekende.

Als ik aan de stad denk, denk ik in de eerste plaats aan ‘groen’. Er zijn weinig steden die zo consequent groen toelaten tot diep in het centrum. ‘Groene vingers’ noemen ruimtelijk planners dat dan.

Het resultaat is een stad waar het fijn toeven is, zelfs op de heetste dagen van het jaar.

Een lokale schilder zag er de schoonheid van in en deed een poging tot duplicering. Helaas vergat hij zichzelf er bij te schilderen. Zijn tableau had er zomaar een duizelingwekkend dieptezicht bijgekregen.

Wie goed kijkt, ziet dat de man er groene vingers van kreeg. Groene vingers in een groene vinger dus.

Oorverdovende stilte

Geplaatst op

In vogelvlucht woon ik twee kilometer van wat ooit, toen snelwegen nog synoniem waren met Vooruitgang en Voorspoed, de Koning Boudewijnsnelweg werd genoemd. In mijn perceptie woon ik zo ongeveer op de pechstrook van wat tegenwoordig een stuk zakelijker en saaier E313 heet. Als de wind uit het zuiden komt toch. Het asfalt is dan bulderasfalt, het tegendeel van fluisterasfalt.

Soms probeer ik mezelf ’s ochtends in bed wijs te maken dat ik dicht bij de Niagara Falls logeer. Meestal moet ik gewoon onder ogen zien dat het, om het maar eens met Maarten ’t Hart te zeggen, ’t woeden der gehele wereld is dat zich opdringt: de E313 verbindt de Rotterdamse en de Antwerpse haven met het Ruhrgebied en de rest van de Blue Banana. Het is een komen en gaan van spullen en materialen zonder dewelke wij naar verluidt ongelukkig zouden zijn.

Ik ben lang niet de enige die ’s ochtends de keuze heeft tussen verkoeling en lawaai enerzijds of hitte en stilte anderzijds. Een kilometer of 30 verderop in Borgerhout liggen er nog meer mensen wakker van, las ik deze week.

In de Tuinwijk aldaar kunnen mensen – o ironie – zelfs niet meer in hun tuin zitten omdat het lawaai niet te harden is. Dat is geen flauwe overgevoeligheid van de bewoners. Naar schatting 200 vervroegde overlijdens kunnen elk jaar op het conto van verkeerslawaai worden geschreven. Het is een sluipmoordenaar die (via de omweg van stress en bloed- en hartvatenaandoeningen) niet eens z’n best doet om niet op te vallen.

In Borgerhout hadden ze er een tijdje geleden nog goede hoop op dat er een oplossing zou komen: er zou een geluidsscherm komen en dat zou misschien niet voor leefkwaliteit zorgen, maar dan toch al voor leefbaarheid. Dat viel tegen: de plastic schermen bleken het probleem erger te maken, niet te verminderen, typisch zo’n verhaal waar je ecomodernisten noch ecorealisten over zult horen. Dat technologie kan falen, past nu eenmaal niet in het plaatje.

Ook de E313 heeft een achterdeur

De mensen die het zich kunnen veroorloven zullen de komende jaren uit de Borgerhoutse Tuinwijk verhuizen. De anderen betalen tandenknarsend onze welvaart met hun welzijn. Wie de grootste voordelen krijgt van ons economische regime voelt de nadelen ervan nauwelijks. En omgekeerd.

Het is niet dat er geen eenvoudige oplossing bestaat voor het probleem, maar het is er een die ingenieurs zelden zullen suggereren: laat het verkeer langzamer rijden – “stiller” zoals ze bij ons zeggen.

Mits gehandhaafd is zo’n maatregel op alle vlakken effectiever en efficiënter dan een geluidsscherm. Hij kan morgen worden ingevoerd en is ook nog eens goed voor het klimaat, de luchtkwaliteit, de verkeersveiligheid en zélfs de doorstroming. Win-win-win-win, waardoor de maatregel geld opbrengt in plaats van kost.

Raar maar waar: als je zo’n maatregel voorstelt in Vlaanderen, dan is de stilte, jawel, oorverdovend. Want anders dan pakweg in Nederland en in Duitsland, waar snelheidsbeperkingen omwille van milieu en gezondheid tot het normale repertorium zijn gaan behoren, primeert bij ons nog altijd het voorruitperspectief.

Salonfähig?

Geplaatst op

Het is weer die tijd van het jaar waarin geen inspanning te groot is om Koning Auto weer op zijn troon te hijsen. De pers herkauwt gedwee de perscommuniqués van de adverterende autofabrikanten en de bevriende sectororganisaties.

Enthousiast schrijft ze over nagelnieuwe modellen en geplande zuiveringen – al dan niet met behulp van elektrische batterijen en wonderbaarlijke katalysatoren.

Vol mededogen wordt bericht over de miljoenen die worden geïnvesteerd in Research & Development in de race naar de “lage” CO2-doelstellingen.

Waarvan doorgaans geen melding wordt gemaakt:

  • de miljoenen euro’s die gul door overheden van onze zakken naar die van de automultinationals worden gepompt om de auto-industrie in leven te houden. Zag iemand al eens een inventaris van deze transfers?
  • het feit dat de normen beter onder controle zijn dan de naleving ervan: geen woord dezer dagen over de legers aan lobbyïsten die ervoor zorgen dat er voldoende ‘rek’ blijft zitten op de normen en dat de tests voldoende theoretisch blijven. Wat compleet overbodig zou moeten zijn als de technologische vooruitgang inderdaad zo spectaculair is als sommige scribenten zonder blozen beweren.
  • het waarom van de plotse bekering van vele petrolheads tot stekkerhoofden: hebben ze plots het licht gezien? Of zou het iets kunnen te maken hebben met de – ik geef het toe: creatieve – regeling dat zero-emissievoertuigen (sic) in de CO2-boekhouding van de fabrikanten in 2020 “dubbel zo zwaar” in 2020 mogen doorwegen? (in 2021 wegen ze nog 1,67 keer meer)

In de logica van sommige Leuvense economen (die ons vandaag in De Standaard wisten te vertellen dat het vliegtuig voor korte afstanden beter is dan de trein: de handel in emissierechten zorgt er immers voor “dat alles wordt gecompenseerd”) zouden we uit het laatste moeten concluderen dat wie een brandstofmotor inruilt voor een elektrisch exemplaar het klimaat bepaald geen dienst bewijst. Hij of zij stelt gewoon anderen in de gelegenheid een nog dikkere SUV-diesel aan te schaffen zonder dat de fabrikanten daardoor boetes moet gaan betalen. Nog concreter: gezien de door Tesla aan Fiat Chrysler Automobiles verkochte ‘rechten’ geeft elke Teslaklant feitelijk groen licht aan pakweg enkele Jeeps.

De benenwagen-001.JPG

Het Autosalon, enkele jaren geleden

Jawel, die laatste zullen netjes voldoen aan de opgelegde normen. Dat komt doordat de normen wat toegeeflijker zijn dankzij de nogal vervuilende ‘historiek’ van het merk. Want zo zit die wetgeving in elkaar: fabrikanten met een traditie in het bouwen van meer vervuilende wagens kregen minder hoge targets opgelegd dan merken die wat braver waren. (Moet ik nog vermelden dat er ten tijde van de vastlegging van die normen dus een periode is geweest waarin het interessanter was om meer uit te stoten?)

Dat de Jeeps binnen de lijntjes kunnen kleuren komt natuurlijk ook doordat er alleen gemeten wordt in laboratoriumopstellingen die weliswaar, kuchkuch, de realiteit, ahum, zo goed mogelijk moeten nabootsen.

Intussen is het onder technici een publiek geheim dat de motoren ontworpen werden om optimaal te functioneren tijdens de tests – en niet noodzakelijk in de realiteit. Begrijp: ze gedragen zich in welbepaalde omstandigheden en gedurende een zekere periode heel netjes, maar daarbuiten bepaald niet: zie o.m. de vandaag gepubliceerde bevindingen van Transport & Environment). En verder fluisteren die mechaniciens dat het een kleintje is om in de garage de nogal gevoelige Euro6-afstellingen te vervangen door pakweg een wat coulantere Euro5.

Elektronica kan nu eenmaal zwijgen als het graf van een astmapatiënt. Of zoals sommige journalisten.

In de overgang

Geplaatst op

Hello folks,

We hebben de klip genomen, de dans ontsprongen, het vuurwerk ontweken, de indigestie verijdeld, de kater verwerkt, de tafeldiscussies overleefd, de duisternis overwonnen en de weemoedigheid getemd. Het zou kunnen dat we klaar zijn voor 2020, al zal dat vooral uit de feiten moeten blijken.

In afwachting kijk ik nog één keer achteruit. Met bijna 40.000 unieke bezoekers, 76.626 views, net geen 400 abonnees en 55 posts was het, alvast kwantitatief gesproken, geen slecht jaar voor deze blog.

Niet dat het mijn blogberichten zal beïnvloeden, maar ik keek eens na wat u het voorbije jaar het meest kon bekoren – te oordelen naar het aantal lezers dan toch.

Pfieuw, begrijpt u nu wat ik bedoel als ik regelmatig herhaal dat we ermee moeten oppassen de dingen altijd te willen vatten in kwantitatieve termen? Meten is soms niet-weten.

Dit gezegd zijnde, het artikel dat u dit jaar het vaakst (bijna 5000 keer) aanklikte ging over de sluiting van onze buurtwinkel: Requiem voor een buurtwinkel. Ik wou dat ik het nooit had hoeven schrijven. Sinds de sluiting van onze geliefde ‘Spar’ enkele weken geleden is het voetgangersverkeer in onze straat letterlijk verdwenen. Zittend aan het raam van mijn bureau zag ik hoe de winkel functioneerde als wat Boudewijn Bach een ‘menspomp’ noemt. Die zoog de mensen de straat op en liet hen elkaar tegenkomen. Toevallig, maar dus eigenlijk niet zo toevallig.

Op afstand op twee: Klimaatbewust op vakantie. Ook dat artikel, dat ook in De Standaard verscheen, had ik liever niet geschreven. Het ging over de lijdensweg die nodig was om aan treintickets te geraken voor onze zomerreis naar Hamburg en Kopenhagen. Het doet me eraan denken: van mijn voornemen om ook iets te schrijven over die reis zelf, kwam niks in huis. Wellicht omdat het zo’n meevaller was. Goed nieuws is geen nieuws – ik pleit ook schuldig (en ik voel hier een voornemen voor 2020 opkomen).

2019 deel 1 Kopenhagen (11)

Nog een voornemen: iets minder blogstukjes en in ruil een nieuw boek

Op drie: Salarisvragen. Ook deze blog schreef ik uit frustratie, toen het debat over de salariswagen in de aanloop naar de verkiezingen nieuwe diepten bereikte. Ik heb een donkerblauw vermoeden dat ik de inhoud van dit stukje de komende jaren nog enkele keren zal mogen herkauwen. Sommige debatten zijn als de seizoenen – je kunt er alleen niet zo’n lekkere pizza’s van maken.

Het moet zijn dat mijn boosheid u nogal bevalt, want net buiten de top 3 vinden we een stukje dat ik pas op 20 december plengde: Brief aan de minister . Het is mijn aanvulling op de onvolprezen ‘Brieven van Dikke Freddy’. Ook dit thema, mobiliteitsarmoede, zullen we de komende tijd nog wel terug zien komen. Dat is niet eens een voorspelling. Dat is een voornemen.

De top 5 wordt vervolledigd door ‘Monopolie’, alweer een stuk geboren uit verontwaardiging – dit keer over De Lijn en hoe die Chomskygewijs (“Eerst ga je die diensten onderfinancieren voor wat ze worden verondersteld worden te doen. Vervolgens ga je de gebruikers opjutten in hun klachten over die dienst. Zo maak je de geesten rijp voor privatisering. Vervolgens passeren de bedrijven langs de kassa.” – geciteerd in De Wereld Morgen, weliswaar in een artikel over de NMBS) naar de afgrond wordt geleid. Geen voornemen, wel een voorspelling: ook hierop gaan we in 2020 nog meer dan eens terugkomen.

Als tegengewicht voor de populariteit van mijn kwaadheid (en ook uit oprechte bezorgdheid over mijn imago: eigenlijk ben ik best een lieve kerel), ben ik zo vrij uw aandacht te vestigen op enkele positieve stukjes uit 2019. Want geloof het of niet: aan sommige daarvan bewaar ik mijn beste herinneringen van 2019. En als we nu van iets nooit te veel kunnen hebben, dan wel goede herinneringen.

Daarom een bescheiden aanbeveling om toch ook eens de volgende stukjes te willen overwegen:

  1. Bankcontact: over hoe de plaatsing van wat gevelbanken de wereld een heel klein beetje verbeterde (en nog verbetert)
  2. Heel het jaar vakantie: over hoe een eenvoudig initiatief als een ‘speelstraat’ niet alleen de kinderen maar ook de volwassenen dichter bij elkaar brengt en zorgt voor meer leefkwaliteit.
  3. Het Fietsbollennetwerk: een warme oproep om een man die veel heeft betekend voor de renaissance van de fiets in Vlaanderen de eer te geven die hem toekomt.
  4. Mechelen, stad van de zonneblussers: soms zijn fata morgana’s gewoon echt.
  5. Nieuwe publieke ruimte: over hoe binnen soms ook buiten is – iets waar we, de klimaatverandering indachtig, in de toekomst nog veel meer van zullen nodig hebben. Let op mijn woorden! (maar dat deed u al. Dat bewijzen, nu ja, dan toch wel de cijfers)

Gelukkige nieuwjaar!

Klimaatbewust op vakantie

Geplaatst op

Net toen we dachten dat we het klimaatprobleem hadden weggestemd, was het er weer. Onder de vorm van een enquête dan nog wel.

Of we man, vrouw of iets anders zijn en welke stimulansen nodig zijn om ons een CO2-arme auto te laten kopen? De optie ‘geen auto’ of ‘een deelauto’ is niet voorzien. Wie de enquête helemààl wil invullen zal de vraag moeten beantwoorden, er is geen ontkomen aan. “Gij zult een elektrische auto, een auto op waterstof of minstens een auto op aardgas kopen.” Als klimaatboodschap kan het tellen. Populairder allicht dan “Gij zult uw salariswagen inleveren.”

Er is een troost. Wat verderop zijn er enkele open vragen waar u zich eens goed kan laten gaan. Een mens weet nooit zeker of de enquête nu echt alleen maar een verplicht nummertje is omdat Europa de Belgische overheid ertoe verplicht.

Er wordt ook gepeild naar onze bereidheid om minder te vliegen en wat meer de trein te gebruiken. Eigenlijk is die vraag overbodig, want Europ Assistance had dat al gevraagd in zijn Vakantiebarometer: 38% van de Belgen is bereid zijn vakantiewijze aan te passen om zijn ecologische voetafdruk aan te passen.

38%. Is dat nu veel of weinig? Dat is dus 62% die de middelvinger opsteekt en zegt: “De boom in met uw klimaat.”

Omdat die middelvinger dezer dagen kennelijk meer gewaardeerd wordt (“we moeten er respect voor opbrengen”) dan een belerend vingertje (“foei!”, al kan ik niet nalaten daar dan ook een vingertje bij te denken), doe ik toch maar eens een poging tot empathie. Mogelijk zijn er bij die 62% een pak mensen die de vraag niet goed begrepen hebben. Ik zie de ernstige, verontruste gezichten al wanneer Luc Haekens aan de deur staat met een uit de kluiten gewassen schoenlepel: “Goeiedag meneer, ik kom uw ecologische voetafdruk controleren.”

Verder zijn er ook een pak mensen die niet op vakantie gaan. Sommige uit principe. Sommige – iets talrijker wellicht – omdat ze de middelen er niet voor hebben.

En dan zijn er, dat weet ik wel zeker, ook nog de mensen die het al eens hebben geprobeerd en het opgegeven hebben. Want eerlijk waar: het heeft niet veel gescheeld of ik was bij die 62% geweest.

Begin dit jaar vatten wij het plan op om deze zomer naar Kopenhagen te gaan. Uit klimaatbewustzijn zouden we dat niet met het vliegtuig of met de auto maar met de trein doen.

Welgemoed doken wij in het internet. Snel eventjes de tickets boeken voor ons vijven. Maar dat was buiten de Spoorwegen gerekend. In januari tickets boeken voor juli? Veel te vroeg! Dat kan pas vanaf 3 maanden voor de vertrekdatum. Wanneer alle hotelkamers al volzet zijn, met andere woorden.

Dus oefenden wij geduld.

In april togen wij opnieuw aan het werk. “Aan het werk” is in deze goed gekozen, want dat was het. Het was geen fluitje van een cent, het was een opdracht, een héle opdracht. We probeerden via de NMBS, de Deutsche Bahn, de Deense spoorwegen, een Nederlandse makelaar,…

Vaststelling: de websites in kwestie zijn ontworpen als een selectiemechanisme dat alleen de snuggerste kandidaten, of beter: de meest volhardende kandidaten, doorlaat. Je moet een vertrekstation vinden dat gekend is door het systeem. Je moet over een zekere voorkennis beschikken wat betreft de benaming van de stations op je bestemming.

Ik geef toe: we hadden het ons ook niet gemakkelijker gemaakt. Ik wou een ommetje maken langs Lübeck. Dat is uiteindelijk Hamburg geworden. Waarom? “Computer says no.” Een mens kan niet alles willen.

Uren hebben we het internet afgestruind om uit te vlooien welke treinen vanuit ons lokale stationnetje haalbaar waren, geen te riskante overstaptijden hadden, op een christelijk uur vertrokken, niet midden in de nacht aankwamen en ook nog eens betaalbaar waren.

Wat dat laatste betreft: de prijszetting is allesbehalve transparant en om helemaal zeker te zijn van de prijs wil de computer de leeftijd van iedereen weten en of er abonnementen of verminderingskaarten in het geding zijn. Niet onlogisch, maar met een beetje pech mag je die hele invoeroperatie een keer of tien op een avond herhalen, waarna je met het gevoel blijft zitten dat de interessantste formule je toch door de vingers glipt.

Soms blijkt eerste klas goedkoper te zijn dan tweede klas. Hoe dat kan? Het wordt niet uitgelegd. En altijd verschillen de prijzen van Deutsche Bahn van die van NMBS International. De vrije markt zekers?

Enfin, om een lang verhaal kort te maken: het heeft ons ettelijke avonden gekost eer we er achter kwamen dat Interrail tegenwoordig ook interessante formules heeft voor oudere jongeren zoals wij. Een beetje achterdochtig geworden door die vondst, stak ik mijn licht op bij een bevriend personeelslid van de NMBS. Dat deed ik een beetje verlegen en beschaamd, want een klein stemmetje in mijn hoofd bleef almaar herhalen dat het allemaal aan mij lag, domme digibeet die ik ben.

Maar ik oogstte veel begrip: “Wij snappen het ook niet. Ze willen dat je alles online doet, ze schaffen steeds meer loketpersoneel af, maar ze maken het dan zo dat je eigenlijk niet kan differentiëren, laat staan de goedkoopste optie vinden.” Fijn voor mijn ego, tragisch voor de maatschappij, de spoorwegmaatschappij én de andere. Echt aangespoord (pun intended) om klimaatverantwoordelijk te reizen worden wij toch niet bepaald.

Een mens gaat zich onwillekeurig afvragen: willen ze wel dat wij met de trein rijden? Hebben we hier niet te maken met een grote, geheime samenzwering van de kerosine-elite? (Merk op hoe ‘mee’ ik ben: ik gebruik het woord “elite” zomaar in een zin. Nog even en “de mensen” doen hun intrede.)

Ik mag hopen dat het inderdaad een complot is. In het andere geval is ons internationale treinverkeer in handen van een bende idioten. Wij bestelden onze Interrailpassen via het internet en kregen vrijwel onmiddellijk de blijde mare: ze zouden ons eerstdaags worden bezorgd door – gaat u even staan, want ik viel van mijn stoel – DHL Express.

Wat bleek? Interrailtickets worden in Ierland afgedrukt, vakkundig verpakt in een dikke kartonnen envelop en dan (hier begin ik een beetje te huilen) per vliegtuig naar België gebracht, alwaar een ‘white van man’ tegen de klok het halve land doorkruist om het pakje met draaiende motor (maar tijdig) bij ons aan de deur aan te bieden.

Dat hebben wij dan toch weer goed gedaan voor het klimaat.

LISA en de mobiliteitsrevolutie

Geplaatst op

Vorige week zaterdag verscheen er onder de titel ‘De revolutie die er toch geen is’ een stuk van mij in De Standaard. De boodschap: dat we blij als kleine kinderen zijn telkens er een stap(je) richting ‘meer elektrische auto’s’ wordt gezet, is alleen verklaarbaar door een gebrek aan kritische zin. Andermaal gaan we gemakkelijk mee in de hoeraverhalen van de autoconstructeurs in het algemeen en Tesla in het bijzonder.

Bij nader toezien blijkt de elektrische auto niet zijn beloften waar te maken: niet op het vlak van luchtkwaliteit en gezondheid, niet op het vlak van klimaat en al helemaal niet op het vlak van mobiliteit. Wat de eerste betreft zijn er nog veel onbekende factoren. Zo zijn er ernstige aanwijzingen dat het niet-uitlaatgebonden fijn stof ernstig wordt onderschat, maar praktijkmetingen zijn er niet. De wetgever loopt weer hopeloos achter op de technologische ontwikkelingen.

Wat het klimaat betreft moet er aan een aantal voorwaarden voldaan worden om überhaupt beter te scoren dan klassieke auto’s met verbrandingsmotor. De belangrijkste, namelijk dat de elektriciteit uit hernieuwbare bronnen moet komen, is ook zonder elektrische mobiliteit al moeilijk te realiseren. Het is dus naïef om van deze opgave gewoon even ‘abstractie’ te maken en er op te vertrouwen dat dit vanzelf wel in orde zal komen.

Toekomst van de mobiliteit

Een relevante vraag is trouwens: is de enorme investering nodig voor de elektrificatie van ons wagenpark wel de meest rendabele investering om het Klimaatakkoord van Parijs uit te voeren? Heel wat specialisten wijzen er op dat in andere sectoren grotere winsten te boeken zijn.

Als we echter binnen de mobiliteit blijven, zou het best wel eens kunnen dat we dat geld (met minder scheeftrekking richting Mattheüseffect) beter investeren in een beleid dat gericht is op een modal shift richting (e-)fietsen. Wat in het bijzonder voor de piste pleit is dat deze investering niet alleen goed zou zijn voor het klimaat, maar voor àlle relevante criteria…

Verleden en toekomst

Ik sta verbaasd te kijken hoe mensen die het doorgaans goed met ons voor hebben spontaan gaan applaudisseren voor toestellen die twee ton wegen, doorgaans één persoon vervoeren en gebouwd zijn voor snelheden die noch toegelaten noch gewenst zijn vanuit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, milieu of klimaat.

Beter zouden we inzetten op de ontwikkeling en introductie van zogenaamde LISA (LIght and SAfe)-cars. Uit de reacties de afgelopen dagen heb ik begrepen dat mijn toevoeging dat die misschien wel eens sterk zou kunnen lijken op de e-fiets voor verwarring heeft gezorgd. Daarom verwijs ik graag naar een recente publicatie ‘Lisa Car, La voiture de demain’ (met een redactioneel stukje van ondergetekende) van Pierre Courbe die komaf maakt met de mythe dat moderne auto’s om veilig te zijn noodzakelijkerwijze ‘oversized’ moeten zijn. Het kan hier gratis worden gedownload.

Mini elektrische wagen (1)

De adepten van de elektrische auto zijn nogal selectief in hun adoratie voor nieuwe technologische ontwikkelingen. Ze goochelen graag met innovaties die er mogelijk, maar mogelijk ook niet, aan zitten te komen.

Zo rekenen ze erop dat elektrische auto’s ons plots tot meer ‘delen’ zullen aanzetten. De pieken in het elektriciteitsverbruik (doordat iedereen op hetzelfde ogenblik zijn auto zal willen opladen) zouden dan weer opgevangen worden door een ‘smart grid’. Maar niet alleen wordt daar al jaren over gesproken (want het zou ook aardig van pas komen om de energie van zonnepanelen en windmolens te bufferen), maar tot nog toe komt er weinig van in huis. In het licht van het bestaan van een ochtend- en een avondspits lijkt het ook niet zo vanzelfsprekend dat uitgerekend auto’s hierin een sleutelrol zouden gaan spelen – zéker als vandaag blijkt dat die high tech paradepaardjes een aardig sluimerverbruik laten noteren, lees: ze verbruiken elektriciteit om alleen maar stil te staan.

Tot slot. Dat elektrische auto’s in essentie auto’s blijven en dus eerder ons mobiliteitsprobleem vergroten dan het op te lossen, lijkt een ongemakkelijke waarheid. Geen wonder dus dat een Teslarijder én de directeur van Transport & Environment (nochtans ook één van de ondertekenaars van het LISA-charter) mij enkele dagen later boos van antwoord dienden. De eerste beschuldigde mij van “Teslabashen”, de tweede dat ik het feestje verknal: “mogen we ook eens blij zijn als het de goede kant uitgaat?”

Dat mag natuurlijk, maar dan moet het wel écht de goede kant uitgaan. De kop boven de twee stukken vatte het probleem een beetje samen: “Willen we meer of minder elektrische auto’s?” Terwijl de echte vraag natuurlijk is: “Willen we meer of minder auto’s?”. En in ondergeschikte orde: “Willen we overgedimensioneerde, overgemotoriseerde auto’s of auto’s die licht én veilig zijn?”

Dat alles, uiteraard, na eerst de vraag te hebben beantwoord: “Willen we meer of minder mobiliteit?”

Een probleem oplossen begint met de juiste vragen te stellen.