Zoals gezegd: die fietsknooppunten zijn een heerlijk wonder. Alleszins als concept.
In de praktijk durft het al eens tegen te vallen. Toen ik de afgelopen week onderweg was zocht ik naar het woord dat het best mijn gevoel omschreef. Ik kwam uit bij het ietwat oubollig klinkende ‘beducht’.
Zeker op de landelijke weggetjes was ik onderweg vooral ‘beducht’. Beducht voor achteropkomend autoverkeer dat toch nog zou willen inhalen waar dat eigenlijk niet kan. Beducht voor de shortcutter die niet weet wat voorrang van rechts is. Beducht voor wegpiraten die hun bocht te ruim zouden nemen. Beducht voor… Ach, je kent het gevoel wel. Beducht wil zeggen dat je altijd op je hoede bent, voortdurend alert, nooit helemaal ontspannen en op je gemak. En terecht: want die specimen waarvoor ik beducht was kwamen we wel degelijk tegen: de razende pikdorser, de amateur-rallyrijder, de ongeduldige filevermijder, de 4×4-gevechtstank die in één moeite de bermen maait, de zich-van-geen-kwaad-bewust-zijnde bejaarde die rakelings langs je heen schampt…
Hugo Bollen heeft zijn deel van het werk gedaan. Het is nu aan de wegbeheerders om hun deel te doen: sluipverkeer aanpakken, onaangepast rijgedrag aan banden leggen, knelpunten oplossen.
Wat dat laatste betreft, hebben de nijvere vlechters van het knooppuntennetwerk al een deel van het werk gedaan. Hier en daar hebben ze bordjes met ‘gevaar’ toegevoegd.
Wat mij betreft zijn die, meer nog dan voor de fietsers, bedoeld voor de wegbeheerders.
Daarmee hebben die meteen hun prioriteitenlijstje. Zeg nu zelf, is dat geen mooi beleidsvoornemen? Ervoor zorgen dat over pakweg twee jaar al die ‘gevaar’-bordjes weg kunnen.
Of wacht, laat ze gewoon hangen:
Zo’n eerste stap, het zou een mooi gebaar zijn.