Houten dus. Had het in Rusland gelegen, het zou Velograd hebben geheten.
Uit mijn eerste bezoek onthoud ik het volgende. Ten eerste: of een vervoerswijze de ‘juiste’ is, hangt af van de context. Zelfs in een ‘fietsgemeente’ als Houten is dat in sommige omstandigheden niet de fiets. Al bleven de allerverstandigsten natuurlijk gewoon lekker binnen.
Ten tweede: vooral als je de verkeerde keuze(s) maakt, levert dat een goed verhaal op.
Ten derde: in Houten speelt de auto een grotere rol dan ik had verwacht.
Met die verwachting en die vaststelling ben ik trouwens niet alleen. De Vlaamse mobiliteitspersoonlijkheid van 2017 Eva Van Eenoo kwam een tijdje geleden tot dezelfde ontdekking. Op haar blog noemt ze Houten “het ultiem suburbaan woonideaal”, want het resultaat van een lenige optelsom, “een soort van ruimtelijke veruitwendiging van een en-en-beleid.”
Doordat de twee vervoerssystemen, dat van de fiets en dat van de auto, compleet ‘ontvlochten’ zijn, kon het dat ik bij mijn vorige bezoek vanuit mijn hotelkamer in Houten alleen maar auto’s zag. Had ik een kamer aan de andere kant van het hotel gehad, dan had ik vermoedelijk alleen maar fietsen gezien. Het lijkt slim, zo twee vervoerssystemen die elkaar niet in de weg rijden, maar het is natuurlijk vooral duur en op termijn allicht “vom guten zuviel”.
Verder schreef Van Eenoo: “Het is er rustig, de ‘grote’ stad is dichtbij maar ook niet te dicht, afgaand op wat ik zag is er een behoorlijk homogene bevolkingssamenstelling, er zijn veel voorzieningen in de buurt en kinderen kunnen er op straat spelen. De auto mag voor de deur of erg dichtbij geparkeerd worden, veel bewoners hebben eigen tuintjes en er is mooi aangelegd collectief groen.”
Dat lijkt me een vrij adequate beschrijving, met precies de ingrediënten die ik ook had genoteerd: veiligheid, kindvriendelijkheid, keurigheid. Toen ik twee weken geleden door Houten wandelde, moest ik denken aan het Jommekesalbum dat elke Vlaming van mijn generatie in het geheugen is gegrift: ‘Kinderen baas’. Maar dan een stuk voorspelbaarder.
En daarmee zijn we dan ei-zo-na aanbeland bij dat heikele woordje dat ik in mijn boek ‘Weg van Mobiliteit’ in één zin met de naam ‘Houten’ heb gebruikt: ‘saai’: “De Nederlandse gemeente Houten, die ontworpen werd met de fiets als uitgangspunt en daardoor vaak wordt verkozen tot de veiligste van het land, staat tegelijk bekend als de saaiste.”
Nou, die was aangekomen. Eén van onze Houtense gidsen, Cor Van Angelen, had tijdens de rondleiding zijn vinger op de passage. En toch ook een beetje op de wonde…
Eerst even voor wie ‘Weg van mobiliteit’ niet gelezen heeft: in de erop volgende pagina’s leg ik uit dat ‘veilig’ en ‘saai’ niet hoeven samen te gaan en dat de oplossing ligt in ‘ethisch bedrog’. Wie wil weten wat dààr dan weer mee bedoeld is, moet toch eens dat boek gaan lezen.
Vervolgens voor de mensen van Houten: het is zonder meer een fantastische prestatie dat er de laatste 8 tot 10 jaar (de ambtenaar die het me vertelde, wist het niet precies meer) in deze stad met 50.000 inwoners geen dodelijk verkeersslachtoffer is gevallen. Daar kunnen letterlijk alle andere steden en gemeenten van vergelijkbare grootte alleen maar van dromen (en sommige kunnen zelfs dàt niet: ze beweren dat ‘zero slachtoffers’ onmogelijk is).
Die prestatie van Houten is wow, wow en nog eens wow en daarbij vergeleken is alles wat ik hierna zal zeggen slechts een bijkomstige voetnoot. Want om te ervaren dat iets spannend en plezierig is moet je natuurlijk eerst in leven blijven. Anders heb je er verdomd weinig aan.
Deze slideshow vereist JavaScript.
Ik denk trouwens dat Houten voor de Houtense kinderen zelf behoorlijk boeiend is. Er kan zomaar op straat worden gespeeld. De allerkleinsten worden vervoerd in echt wel coole bak-segways. Al van piepjonge leeftijd fietsen kinderen helemaal op eigen kracht naar school. Het is verbazend hoe eenvoudig alles wordt als je gewoon de auto’s weghaalt van het woon-schooltraject. En wanneer het niet stormt is het fietsnetwerk door het groen en langs het water een letterlijke en figuurlijke verademing waarvan kleine én grote mensen alleen maar gelukkig kunnen worden.
Wat ik miste, wat Eva Van Eenoo blijkbaar ook miste en wat de Houtense jongeren op iets latere leeftijd naar verluidt ook missen, zijn de rafels die een stad doorgaans boeiend, verrassend en, ja, spannend maken. Het is de natuurlijke dosis serendipiteit die Utrecht een boogscheut verder dan weer op overschot heeft.
Maar niet getreurd. Als de gemeente Houten zo verstandig is om een deel van haar areaal bewust te laten verouderen (wat niet hetzelfde is als ‘laten verkommeren’) zal de huisvesting goedkoper worden (die is nu behoorlijk duur: ook een indicatie van de woonkwaliteit van de gemeente!) zal er samen met het patina van de ouderdom letterlijk ruimte komen voor nieuwe experimenten (economisch, sociaal en artistiek gebroddel in de marge – zie ook de aanbevelingen van Jane Jacobs) en bewonersprofielen die voor dat tikje heterogeniteit zorgen dat reliëf geeft aan het samenleven.
Dan komt het met die ‘saaiheid’ nog helemaal goed.