RSS feed

Tagarchief: stedenbouw

Friends and Enemies van Bob de Bouwer

Geplaatst op

Wat is het verband tussen ‘Bob De Bouwer’ en ‘Friends’? Het zou een goeie kwisvraag zijn en wellicht wordt het er vroeg of laat ook één. In dat geval zullen de lezers van deze blog zich van hun schranderste kant kunnen laten zien, toch als ze nu nog enkele regels volhouden…

Dat Greenwich Village, het door het oorspronkelijke New York opgeslokte dorpje, uitverkoren werd als decor voor ‘Friends’ en daardoor mee vorm gaf aan het woonideaal van een hele generatie is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Het is slechts mogelijk doordat het in de jaren vijftig en zestig gered werd van de bulldozers van Robert Moses, alias ‘Big Bob the Builder’.

Bob deelde meer dan veertig jaar de planologische lakens uit in The Big Apple en ontzag daarbij niets of niemand. In de beste brutalistische tabula rasa-traditie trok hij in naam van de Vooruitgang een spoor van betweterige modernistische vernieling door de stad: bruggen, viaducten, tunnels, express- en parkways, snelwegen, een hele resem megalomane bouwwerken… En het had dus niets gescheeld of de Lower Manhattan Expressway had een streep getrokken door Greenwich Village.

Gelukkig komen Goliaths af en toe hun David tegen. In dit geval was het een vrouwelijke David: Jane Jacobs. Deze vrouw van een architect, de heer Jacobs, want zo ging dat in die tijd, woonde in Hudson Street en was de voorzitster van een actiecomité dat Moses op vele fronten op de knieën dwong. En niet alleen hem: eigenlijk het hele modernistische sprookje. Jane Jacobs werd behalve moeder van twee zonen ook de moeder van de hedendaagse stedenbouwkunde. Ze wist haar verzet uitstekend te documenteren, vooral door aandachtig te observeren wat er in haar stad gebeurde. Wat doen auto’s met het leven in een straat? Wat betekenen oude gebouwen voor het winkelapparaat? Wat maakt de kwaliteit uit van een woonbuurt? Waar spelen kinderen en waar niet? Wat gebeurt er als je de functies uit elkaar trekt en wat als je ze mengt?

Ze schreef haar bevindingen neer in scherpzinnige artikels en boeken, waarvan haar bekendste door elke stedenbouwkundige én mobiliteitsspecialist zou moeten worden gelezen. Haar bekendste boek, The Death and Life of Great American Cities, is enkele jaren geleden in Nederlandse vertaling heruitgebracht en dat is maar goed ook, want het is ook voor Europese steden vandaag nog van een uitzonderlijke relevantie, ook in kleine Europese steden.

Afbeeldingsresultaat

Jane Jacobs is de blonde dame met bril

Het is een turf van een boek, dus stel ik voor dat wie het stilaan voelt kriebelen, al eens begint met deze papier geworden laagdrempeligheid: een strip die een genuanceerd portret schetst van Robert – Bob –  Moses en daarin ook een (te klein) rolletje geeft aan Jane Jacobs. Tekenend (want dat heb je nu eenmaal met strips) is dat het album eindigt met een kaartje met de realisaties van Moses, maar niet met één van de realisaties van Jacobs. Als het er écht op aankomt wordt het bouwen van dingen, hoe draconisch ook, nog altijd hoger gewaardeerd dan het bewaren van dingen.

Afbeeldingsresultaat voor strip Rober Moses, de man die New York bouwde

Voorlopig blijft het dus wachten op de vervolgstrip: ‘Jane Jacobs, de vrouw die New York redde.’

Lees de rest van dit bericht

Vanuit de hoogte

Geplaatst op

Onder de titel ‘Levensecht’ loopt er dezer dagen een intrigerende architectuurtentoonstelling in de Singel. De expositie wil volgens de organisatoren, “het vermogen van moderne architectuur illustreren om verandering te omhelzen zonder daarbij haar oorspronkelijke kwaliteiten te verliezen”.

Curator Tom Van Avermaete, hoogleraar aan de TU Delft, koos als case onder meer twee steden uit die vanuit het niets werden vormgegeven, het Indiase Chandigargh en het Braziliaanse Brasilia, en modernistische stadsuitbreidingen in Casablanca.

Hij vertrok vanuit de interessante onderzoeksvraag of deze projecten hun beloftes konden waarmaken.

Eerlijk gezegd verwachtte ik een kritische doorlichting van wat onder meer Le Corbusier en Oscar Niemeyer ter plaatse aanrichtten. Ik dacht dat het intussen zelfs in kringen van hedendaagse stedenbouwkundigen en architectuurtheoretici een breed gedeeld inzicht was dat de ideeën van de CIAM-beweging over functiescheiding en de daarbij horende auto-infrastructuren de tand des tijds niet hebben doorstaan. Maar dat viel dus tegen.

Niet dat er helemaal geen kritische kanttekeningen waren, maar dat de curator het in het introductiefilmpje over “voorbeeldige” steden heeft, bleek geen lapsus.

Modernisme 3

Eerst de ‘cité verticale’ in Casablanca. Behalve maquettes, plans en foto’s krijgen we een film te zien die volledig opgenomen is vanuit een rijdende auto. Weliswaar niet vanuit een voorruitperspectief, wel vanuit een zijruitperspectief. Blijkt dat wat als horizontale stad werd gedacht intussen ‘verticaal’ is geworden. De oorspronkelijke bebouwing werd door de bewoners vooral verdicht door als patio bedoelde ruimten dicht te bouwen en verdiepingen toe te voegen, onder meer als compensatie voor de functiewijziging van het gelijkvloers: van ‘wonen’ naar winkels en werkplaatsen. Exit het fundamentele principe van de functiescheiding dus, maar Tom Van Avermaete en collega’s zien er vooral het bewijs in van een geweldig aanpassingsvermogen van het ontwerp. Het adaptieve vermogen van de theorie blijkt nog groter dan dat van haar voorwerp. Die vat het samen als “de generositeit van het generische.”

Idem dito wat Chandigarh betreft. Gebouwd als een raster, dus als een stad zonder centrum, blijft er van het oorspronkelijke ontwerp nog bitter weinig over. Ramen werden dichtgebouwd, muren werden van ramen voorzien, balkons en erkers werden toegevoegd. Het enige wat nog herkenbaar is, dankzij ‘esthetische controles’ (sic) is het betonnen raamwerk. Ook Chandigarh blijkt voor de tentoonstellingbouwers met glans geslaagd. Het is “een architecturaal canvas waarop het bruisende leven van alledag zich afspeelt”. Zelf zou ik eerder denken dat dit leven bruisend is ondanks en niet dankzij de oorspronkelijke plannen. Niet elke mens kan kiezen op welk canvas hij zijn leven schildert. Maar ik gun de modernisten graag het voordeel van de twijfel.

Brasilia

Brasilia dan, ooit het paradepaard van deze visionairen, gebouwd in het midden van nergens, in de Braziliaanse brousse. Het stadsplan heeft de vorm van een adelaar met uitgestrekte vleugels (volgens de enen) of van een vliegtuig (volgens de anderen). Dat oogt natuurlijk geweldig, op papier. Als bewoner met twee voeten op de grond heb je aan zo’n gimmick niks natuurlijk. Behalve dan het nadeel dat alles ver van elkaar ligt.

Ten tijde van het ontwerp leek dat geen probleem: in de moderne wereld zouden moderne mensen zich op een moderne manier verplaatsen. En dus werd de stad er geen van moderne mensen, maar van moderne auto’s. De expositiebouwers zijn zo eerlijk criticus Robert Hughes een plaatsje te geven met een naargeestige filmische impressie van een lege stad begin jaren ’80: “a platonic nowhere infested with Volkswagens”.

Maar Avermaete en de zijnen blijven er niet bij stilstaan. In weerwil van de getuigenissen van iedereen die er was, blinkt Brasilia volgens hen uit in levendigheid. Hun ultieme ‘bewijs’ zegt meer dan ze zelf bevroeden: “Op zondag, als er weinig verkeer is, trekken ze (de bewoners; kp) naar de representatieve publieke noord-zuid-as om er te fietsen, te schaatsen (rolschaatsen; kp) of te skaten.” Ergo: verkeer is autoverkeer, fietsen is iets wat je doet op zondag, op een plek die toevallig ‘vrij’ is. Als de auto’s weg zijn, komen de mensen uit hun schuilplaatsen tevoorschijn.

Modernisme 2 (2)

Net toen ik me afvroeg hoe iemand die het meest elementaire falen van de modernistische stedenbouw niet erkent en begrijpt toch hoogleraar kan zijn, viel mijn oog op een stelling in een hoek van de expositieruimte. Ik wreef mijn ogen uit. Wat ik zag was inderdaad een platform van waarop de bezoekers letterlijk kunnen neerkijken op de “monumentale maquettes” en de fout van de modernistische helikoptervisie onbewust kunnen herhalen.

In een flits begreep ik: daarom, natuurlijk, heet een hoog-leraar een hoog-leraar.

Jammer dat in het bijzonder in de architectuur en de stedenbouw vanuit de hoogte kijken geen garantie is om op de hoogte te zijn.
———————————————–
‘Levensecht, de performantie van de moderne stad’ in De Singel, Antwerpen, nog tot 10 januari
open: wo – zo / 14  – 18 uur en bij voorstellingen
gesloten: ma, di en feestdagen

De mobiliteitsrevolutie in 800 woorden

Geplaatst op

Stop parkeren

“Of het nu over justitie gaat of over werkorganisatie, over stoppen met roken of mobiliteit: van sommige zaken krijg je de indruk dat er geen vooruitgang in valt te boeken, dat denkpatronen van een voorbije eeuw een ommekeer in de weg blijven zitten.” schreef De Standaard en de krant vroeg aan negen mensen om een voorzet te geven om een shift te maken. Eén van die mensen was ik. Mijn stuk verscheen gisteren en je kan het hier lezen: 8 aanzetten om de mobiliteitsrevolutie vandaag nog in gang te zetten.

Arm Vlaanderen in preview

Geplaatst op

Vorige donderdag ben ik nog eens in deSingel geraakt. Dat was weer een hele poos geleden. Aanleiding was de opening van de tentoonstelling ‘The Ambition of the Territory’, het tweelingbroertje van wat de architectuurwereld op de biënnale in Venetië in zwijm deed vallen. Toch als ik bepaalde media mag geloven. De verwachtingen waren dus hoog gespannen.

Om meteen de afloop te verklappen: ik kwam van een kale reis terug. Toch kan ik niet beweren dat ik mij niet geamuseerd heb. Eerst kregen we Christoph Grafe, de directeur van het Vlaams Architectuurinstituut (VAI), te horen. De man had het over Veneetsië en ambietsie. Daarna kwam Peter Swinnen, de Vlaams bouwmeester aan de beurt. Die had het over een historische omwenteling in ons denken over ruimtelijke ordening, pleitte voor een Internazionale Bau Ausstellung in Vlaanderen (tiens, ik dacht dat niet-Nederlands politiek incorrect geworden was) en toen ik dacht dat het ging komen, bedankte hij voor de aandacht. Vervolgens kregen we een kabinetsmedewerkster van minister Muyters, ene mevrouw Jacobs. Die zorgde voor het enige zelfrelativerende accentje van de avond door het te hebben over het bureau-met-de-lange-naam wanneer ze  AWJGGRAUaDVVTAT bedoelde (zo’n naam voor een coproductie blijkt in de architectuurwereld te worden gezien als een gedurfde vondst). Voorts was ze er kennelijk vooral om Peter Swinnen gerust te stellen: er zal nog meer samengewerkt worden (wat in deze kringen dus ‘coproductie’ heet), al gebruikte ze ‘alsnog’ waar ze eigenlijk ‘vooralsnog’ bedoelde (ja, dan verkneukel ik mij – ik ben bij vlagen een slecht mens).

Tot slot beklom de curator van de tentoonstelling het spreekgestoelte. Joachim Declerck van Architecture Workroom Brussels had wél het één en ander te melden, al zat ik meestal te hopen dat hij het niet meende. Wat hij zei, stond zaterdag in een stuk van Peter Swinnen in De Standaard (toch écht wel een coproductie dus): “De kaart van Vlaanderen wordt nog te veel gelezen als een landelijk gebied met stedelijke kernen. In werkelijkheid is de grens tussen stad en buitengebied (tussen wonen in de stad en wonen ‘op de buiten’) lang niet meer zo scherp te trekken.” Waarna de spreker een lans brak voor nieuwe, hedendaagse woonvormen die niet uitgaan van een scheiding van functies, maar van een koppeling van functies, van synergieën. Hij had het over het zoeken naar gedeelde winsten en het overstijgen van sectorale planning. Tot hier was ik geneigd akkoord te gaan. Maar toen kwam het: “Het ideaalbeeld van de compacte stad is moeilijk toepasbaar in Vlaanderen.” Moeilijk gaat ook, is mij altijd geleerd. Maar nee. Er moet en zal iets anders komen. Maar wat dan? “Planning gebaseerd op metabolisme.”

Shit, dacht ik, en dat was er echt niet ver naast gedacht. Want kijk welk model er werd getoond als mogelijke bouwsteen voor de ruimtelijke ordening in het Vlaanderen van morgen:

De Nederlander naast mij las mijn gedachten en vroeg na afloop: “Ménen ze dat nou?”

Ja, zo blijkt. Vijf jaar geleden zou het nog een illustratie zijn geweest van de ruimtelijke verrommeling van Vlaanderen, een beeld van een bedrijf dat is gegroeid rondom een fermette-achtige woning met prieel (of is de woning gebouwd op de binnenplaats van het bedrijf?), met hoge blinde muren die moeten beschermen tegen het lawaai van de snelweg vlakbij, omgeven door in rechthoeken opgedeeld asfalt (een parking). De lelijkheid ten top, die echt bestaat onder de vorm van het bedrijf (en aanleunende bouwsels) ‘Estee’. De bijhorende tekst op de tentoonstelling gewaagt eufemistisch van een “hedendaagse vierkantshoeve”:

Bemoedigende vaststelling: de Nederlander en ik waren niet de enigen bij wie de wenkbrauwen omhoog gingen. Een ruimtelijk ontwerper vatte het procédé als volgt samen: “Verknoei de boel. Verhef vervolgens de knoeiboel tot norm. En kijk: je bent weer goed bezig.”

Allicht waren wij die avond een beetje van slechte wil. Wellicht overdrijven wij een beetje. Mogelijk schuiven wij de initiatiefnemers ten onrechte slechte bedoelingen in de schoenen. Misschien willen de tentoonstellingbouwers alleen maar een statement maken en een beetje provoceren. Maar dat provoceren gebeurt met zo weinig relativering, zo weinig humor, zo weinig aanzetten om die versteende lelijkheid dan tenminste een eerste creatief zetje tot esthetiek te geven dat het verontrustend en zelfs beangstigend wordt.

Stel u voor dat minister Muyters dit ernstig neemt en dit discours in de toekomst gebruikt om het Vlaamse officieuze plantrekken tot officieel beleid te maken. De terminologie is al klaar: “de metropolitane kwaliteit”, “de stedelijke principes uitrollen over heel Vlaanderen”, “stedelijke synergie tot stand brengen”, enzovoort…

Helemaal in de geest van de coproductie bevestigde Declerck wat we al begonnen te vrezen: dat de tentoonstelling slechts een begin is van een parcours en niet het sluitstuk. Er zullen nog workshops volgen om, conform de gedachte dat niets dat niet ontworpen is goed kan zijn, verder te werken aan dit ‘Vlaanderen als Ontwerp’. Daarbij zullen specialisten van verschillende disciplines worden betrokken, maar, en dat was ronduit onthutsend, geen enkele mobiliteitsdeskundige.

Daarmee slaagt het Vlaams Architectuur Instituut erin om het feit dat verkeer en mobiliteit vandaag wellicht de belangrijkste structurerende factoren van de ruimte zijn ronduit te negeren.

(…)

‘Arm Vlaanderen’, nog een aantal weken in preview in deSingel…

 

PS. Deze blogpost  werd aangepast op vraag van Vlaams Bouwmeester Peter Swinnen omdat geciteerd werd uit een privégesprek met één van zijn medewerkers. (nu aangeduid met “(…)” ) Hoewel de betrokkene zelf eerder had laten weten er mee te kunnen leven en er de humor van in te zien, heb ik gevolg gegeven aan het verzoek.