Tot niet zo gek lang geleden dachten veel mensen dat mobiliteitsbeleid en ruimtelijk beleid de wetenschappelijke ontwikkelingen op deze domeinen zou volgen, met enige vertraging weliswaar, maar toch: door voortschrijdend inzicht zou het beleid wegevolueren van de 20-eeuwse wildgroei waarover iedereen het eens was dat die ons hadden laten zitten met nogal wat gebakken peren. Zoals daar zijn: files, parkeerproblemen, verrommeling, verkwisting van schaarse en dus kostbare ruimte, versnippering, groentekorten, onleefbaarheid door uitlaatemissies en verkeerslawaai, verpaupering van de centra. Hoewel niet exhaustief zou je denken dat zo’n lijstje voldoende indrukwekkend is om nooit meer in dezelfde val te trappen.
Dom natuurlijk, om zoiets te denken. Want op die manier wordt nonchalant voorbijgegaan aan handenvol volkswijsheid over ezels die zich geen tweemaal aan dezelfde steen stoten, slingers die altijd weerkeren, berenvellen die te vroeg worden verkocht en strijders die te vroeg op hun lauweren zijn gaan rusten. We kunnen niet zeggen dat we niet gewaarschuwd waren.
In veel steden en gemeenten heeft men die volkswijsheid dan ook in het achterhoofd gehouden. Men gaat er gestaag verder op het pad dat ruimtelijke planners, de meesters van het neologisme, ‘voortschrijdend inzicht’ hebben gedoopt. Er wordt daar getimmerd aan een consequente reconquista van de stad voor de mens, ten koste van het autoverkeer.
Op andere plaatsen evenwel is men ten prooi gevallen aan wat we in dezelfde lijn ‘terugschrijdend inzicht’ zouden kunnen noemen. Men grijpt er terug naar oude, eenvoudige, snel-klaar-recepten waarvan men kennelijk is vergeten dat ze oprispingen, braakneigingen en diarree veroorzaken.
Helaas is mijn eigen stad één van die plekken waar deze schadelijke vergeetachtigheid heeft toegeslagen en de gevolgen daarvan worden stilaan zichtbaar.
Twee voorbeeldjes. Eén: in de jaren zeventig werd, ondanks het protest van wat langharig werkschuw tuig, een kasteeltje afgebroken dat wij vandaag, met voortschrijdend inzicht, als monument zouden hebben beschermd. Het bijhorende park werd deels bebouwd met appartementen. Toen later één van die appartementen betrokken werd door de toenmalige rijkswacht, had die nood aan parkeerplaatsen vlakbij. Een tijdelijke kwestie, zo werd toen verzekerd, want de rijkswacht zou later verkassen naar een meer aangepaste locatie. Maar u weet hoe dat gaat: de rijkswacht verdween, de parkeerplaatsen bleven. De buurtbewoners namen ze, op wat vroemvroemgeluid na, geruisloos in gebruik.
Intussen was daar het voortschrijdend inzicht. Dat we te weinig groen hebben in ons centrum. En dat een wat groter stadspark het leven in het centrum aantrekkelijker zou maken.
Helaas, de boot werd gemist. Toen recent de aanliggende straat werd heraangelegd, was het inzicht alweer aan z’n terugtocht bezig. Niet het park werd in ere hersteld, wel de parking. De voorlopige parking werd definitief. En groter. Samen met het inzicht schreed ook het park achteruit.
Nu dient zich een nieuwe historische fout aan, weliswaar in een verkiezingsfolder verpakt als historische vooruitgang: “Minister-president Kris Peeters heeft onlangs 70.000 euro subsidie toegekend aan onze stad voor het verder versterken van onze handelskern. Hiermee zullen 44 extra parkeerplaatsen worden aangelegd op het braakliggend terrein ’t Loopke.”
“Braakliggend terrein” is in dit geval een eufemisme voor een gebied in het hart van de stad dat in het wervende stadsvernieuwingsproject enkele maanden geleden nog aangeduid werd als “potentieel groengebied of park”.
De werkelijkheid zal dus anders worden dan de simulatiebeelden waarmee men toen burgers, gemeentelijke commissie van ruimtelijke ordening en gemeenteraad verleidde: verharding in plaats van groen, meer autoverkeer in plaats van minder, meer ruimte voor lawaai en stank producerende auto’s in plaats van minder, meer drukte en minder levendigheid, meer lawaai van motoren en minder geluid van mensen, een parking in plaats van een park, een stoflong in plaats van een groene long…
Tja, het kan verkeren, dat wist Bredero al.
Maar laat ons nooit uit het oog verliezen dat ook het verkeren kan verkeren.