RSS feed

Tagarchief: Lier

Het neusmondmasker

Geplaatst op

De kracht van taal, hoe vaak wordt ze niet onderschat? Dan worden de schouders opgehaald als weer eens een politicus het heeft over ‘opkuisen’, ‘kansenparels’ of over ‘kopvodden’. “Het zijn maar woorden”, heet het dan vergoelijkend, “die kunnen geen kwaad.”

Dat is natuurlijk niet waar. Woorden maken wel degelijk een verschil. Ten kwade én ten goede.

Zelfs onze overheid, die de laatste tijd niet echt uitblonk in heldere communicatie, lijkt zich er soms van bewust te zijn. Bijvoorbeeld als het gaat over de nieuwste variant van de ‘kopvod’. Nauwelijks enkele maanden geleden was gezichtsbedekking nog het ultieme bewijs van niet-integratie, vandaag geldt het als het ultieme bewijs van burgerzin. Steeds vaker heeft de overheid het niet meer over “het mondmasker” maar over “het mondneusmasker”: dat maakt meteen duidelijk hoe dat attribuut best gedragen wordt.

Soms wordt het verschil niet bewust gemaakt. Dan verraadt achteloos woordgebruik hoe de spreker écht denkt. Dan hebben beleidsmakers het bijvoorbeeld over ‘verkeersvrije’ straten, terwijl ze eigenlijk ‘autovrije’ straten bedoelen. Daarmee verraden ze dan misschien niet zozeer dat voetgangers en fietsers voor hen geen verkeer zijn, wel dat ze naar de publieke ruimte kijken vanuit een voorruitperspectief. Het verklaart dan vaak het soort beslissingen dat ze (niet) nemen.

Uitlaat of schoorsteen? Het is maar hoe je het bekijkt…

Denk bijvoorbeeld aan het ‘knippen’ van straten – een type ingreep die sinds het begin van de coronacrisis terecht meer in beeld is gekomen. Vaak is het ‘knippen’ van verkeer dan het voorwerp van hevige discussies tussen voor- en tegenstanders. De eersten pleiten dan voor verkeersveiligheid en leefkwaliteit, de laatsten hebben het dan al snel over ‘onbereikbaarheid’. Waarmee ze dan eigenlijk bedoelen dat automobilisten een omwegje zullen moeten maken. Maar aangezien ‘verkeer’ voor hen gelijkstaat aan ‘autoverkeer’ is een knip hetzelfde als een muur die dwars over de straat wordt gebouwd. Toen enkele jaren geleden in Lier een ‘knip’ werd geïnstalleerd op de Grote Markt, verschenen er raamaffiches die fulmineerden tegen “de Berlijnse Muur”.

Woorden kunnen wel degelijk een verschil maken. En dus is het verstandiger om het voortaan niet meer te hebben over een ‘knip’ maar over een ‘filter’. Je kunt immers nog door, alleen wordt het verkeer gefilterd: doorgaand gemotoriseerd verkeer wordt tegengehouden, fietsers en voetgangers en vaak hulpdiensten kunnen nog probleemloos passeren. Zo wordt het debat over de wenselijkheid van zo’n ingreep meteen een stuk zindelijker, want zo worden er geen doembeelden opgeroepen die helemaal niet stroken met wat werkelijk wordt voorgesteld.

In het mobiliteitsbeleid laten wij veel kansen liggen om de kracht van taal ten goede aan te wenden.

Vanmorgen las ik in De Standaard hoe de Oostendse burgemeester Bart Tommelein een groot voorstander is van een algemene neusmondmaskerplicht: “Je geeft best een duidelijke boodschap: ja of nee.” Hmm, merkwaardig om dat te horen uit de mond van een overtuigd liberaal, dacht ik. En blijkbaar dacht journalist Simon Andries dat ook, want de volgende zin luidde: “Het blijft raar om dat uit de mond van een liberaal te horen.”

De ene keer is er al wat meer vertrouwen in het gezond verstand van onze burgers dan de andere keer. Minister van mobiliteit Lydia Peeters vond het recent niet nodig om controles te doen op de werking van de roetfilter bij diesels – nochtans bepalend voor het al dan niet voldoen aan de emissienormen. Naar eigen zeggen rekende ze op “de burgerzin” van de automobilisten.

Te oordelen naar de zwarte walmen die mij onderweg geregeld in het gezicht slaan (leve het neusmondkapje, al helpt het naar verluidt geen moer tegen fijnstof), is dat met wisselend succes.

Vandaar mijn voorstel: als we die dieselroetfilter voortaan eens een ‘uitlaatmasker’ noemden? Zou dat de dieselrijders niet makkelijker het verband laten leggen tussen gezondheid enerzijds en de staat van hun voertuig anderzijds?

Beestenboel

Geplaatst op

Onlangs kwam ik dit sympathieke initiatief tegen – het residu van een sensibiliseringscampagne van vorig jaar. Doel was automobilisten te sensibiliseren om meer ruimte te gunnen aan de fietser.

De stad Lier verdeelde fiets-aanhangkaartjes met dit opschrift:

Lierenaars dragen met trots hun geuzennaam ‘schapenkoppen’. Maar uilen zijn het niet. Ze beseffen dat mobiliteitsbeleid in essentie een strijd om de ruimte is.

Alleen: waarom is die fietser een olifant?

Als het gaat om ruimtebeslag, wie is dan eigenlijk écht de olifant?

En tot slot: is het niet een beetje ironisch dat een fietser ‘bedankt voor de ruimte’, maar zich wel moet tevreden stellen met een verlichtingspaal als fietsenstalling?

Misschien was een arm schaap als afbeelding toch toepasselijker geweest.

Plezier op kop

Geplaatst op

Een middag in Lier. In voorbereiding op een mobiliteitswandeling verken ik de buurt. Langs de Rolwagenstraat, een noodgedwongen als woonerf aangelegde straat, bereik ik het achterliggende pleintje. Op de nauwelijks honderd meter dat de straat lang is word ik twee keer aan de kant gejaagd door een te snel rijdende auto. De ene van een buurtbewoonster die net haar kinderen van school ophaalde, de andere van een maaltijdbezorgster. “Ik reed maar twintig,” zegt die laatste vriendelijk wanneer ik haar er even later over aanspreek.

IMG_0167

Zou het? Vermits de straat niet gereglementeerd is als een woonerf, mag ze er dertig rijden. Al zeggen de wegcode én het gezond verstand ook dat een chauffeur zijn snelheid altijd moet aanpassen aan de omstandigheden. “Stapvoets” lijkt me in een straat als deze de enige juiste keuze. Ze belooft dat ze er in de toekomst op zal letten en sjeest weg.

Er zijn nog mensen die op hun middageten zitten te wachten.

IMG_0173

Het pleintje zelf doet me denken aan het paard van Neil Young. Het heeft geen naam. Het is ook duidelijk waarom: het is de moeite niet. Het plaatsje is niet meer dan een van gevel tot gevel verharde oppervlakte met in het midden een door amsterdammertjes afgebakende ruimte. Daar gaapt de grote mond van een afvalcontainer.

“Spelende kinderen” zegt een bord, maar dat is manifest gelogen. Er zijn geen kinderen, laat staan dat ze zouden spelen. Daar is ook geen enkele aanleiding toe. Zelfs de creativiteit van kinderen kent z’n grenzen.

Eén zijde van het pleintje is na de aanleg geamputeerd om er toch nog twee parkeerplaatsen uit te persen. “Voor vergunninghouders.” Kennelijk is niemand op het idee gekomen om afspraken te maken met het ziekenfonds dat twintig meter verderop een grote parking heeft aangelegd in wat ook een groen binnengebied had kunnen zijn. Het had een billijke deal kunnen zijn, want straat en pleintje fungeren als de inrit van de parking en dragen er vandaag dus alleen de lasten van.

IMG_0171

Ik slenter verder en keer me om. Eindelijk: een teken van menselijk leven. In een hoek van het pleintje, tegen de gevel van een huis, houdt zich een groepje jongeren op. Zes-zeven jongens van een jaar of zestien. Ze roken niet. Ze drinken zelfs niet. Ze babbelen alleen maar wat. Gedempt. Wat ze te zeggen hebben, moet onder hen blijven. In eerste instantie had ik ze nog niet eens opgemerkt.

Dan, plots, gaat de deur van de woning open. Een bejaard dametje verschijnt in het deurgat. Of ze wel eens willen ophoepelen? Dat trekt er toch niet op? De jongens zeggen niets, kijken haar alleen lijdzaam aan.

Dan merkt ze mij, een fotograferende vreemdeling, op. “Maak dààr maar eens een foto van,” snuift ze. Dat heb ik al gedaan, maar ik verzwijg het wijselijk.

Ik kom dichterbij en vraag wat het probleem is.

“Ziet ge dat dan niet?”

Ik merk op dat de jongeren niks fout doen.

“Ze laten afval achter,” zegt ze.

Ik wijs er op dat niemand van hen zelfs maar een blikje bij zich heeft.

“Ah, ge gaat nog met hen meepraten ook.” Ze neemt me op van kop tot teen. “Gij zijt ook geen groot licht.”

Enige mensenkennis kan haar niet worden ontzegd, maar dat compliment gun ik haar niet.

“Hoe zoudt ge zelf zijn,” probeer ik nog eens, “die mannen willen gewoon eventjes van school weg zijn en wat praten.”

“Ze zitten wel op de grond he,” priemt ze met een vinger. (Knibbelknabbelknuisje, ritselt het door mijn hoofd. Diep van binnen ben ik kennelijk ook maar een kind gebleven.)

“Ja,” zeg ik, “waar zouden ze anders moeten gaan zitten? Er zijn hier geen banken.”

“Die zijn pas weggehaald,” antwoordt de vrouw, zichtbaar tevreden. Ze keert zich om en mompelt: “Ik ga de politie bellen.”

De deur slaat dicht. De jongeren kijken me aan. “Bedankt voor de steun, mijnheer.” zegt er een, te beleefd voor zijn leeftijd.

Even overweeg ik nog te vragen of ze de officiële slogan van hun stad kennen: een geweldige vondst. Maar ik besluit het zo te laten.

Op mijn terugtocht zie ik het bord ‘Graag traag’ staan, even veel bijsluiter als disclaimer. Beweren dat het stadsbestuur van slechte wil zou zijn, kan ook al niet meer.

IMG_0172

Voor alle zekerheid

Geplaatst op

duidelijkheid

Wie zeker wil zijn dat een verbod wordt nageleefd, kan maar beter het zekere voor het onzekere nemen. Twéé borden leveren misschien wel meer kans op slagen dan één. Misschien wel, even snel rekenen, dubbel zoveel kans!

Wie niet horen wil, moet er vooral niet langs kunnen kijken, hebben ze in Lier gedacht. Voor honden is er in dit parkje dan ook geen doorkomen meer aan.

Terwijl ik deze foto nam werd ik aangesproken door een oude dame. Of ik geen foto moest maken van het sluikstort achter mij? “Nee,” zei ik, “van dat soort toestanden heb ik er al voldoende.” Achteraf heb ik spijt dat ik hem toch niet heb genomen. Anders had ik nu kunnen bewijzen dat er géén bord stond met het opschrift ‘verboden afval te storten’.

Met alle gevolgen vandien.

Een hart voor voetgangers

Geplaatst op

Ingang1

Bij mijn derde bezoek dacht ik dat hem eindelijk gevonden had, de ingang voor de voetgangers.

Ingang2

Maar bij het verlaten van het pand bleek dat toch niet iedereen dat zo begrepen had.

Parkeren, het is een kunst. Inderdaad.

Ceci n’est pas…

Geplaatst op

Dit is geen

Ook al gaf Magritte zijn pijp aan Maarten, sindsdien is het nooit meer opgehouden. Het was van ceci n’est pas ici en ceci n’est pas là.

Ook het H. Hartziekenhuis in Lier liet zich niet onbetuigd. Het laatste stukje grasperk dat in de loop der jaren geen parkeerplaats is geworden wordt aangeduid met een stevige ontkenning: ‘Dit is geen picknick-, lig- of hondenweide’. Wat het dan wel is, blijft – op de juridische catalogisering ‘privaat terrein’ na – onvermeld. Een kijkwei? Schaamgroen? Niemandsland? Een tewerkstellingsplaats voor de vastbenoemde tuinier? Een strooiweide voor vergeten patiënten?

Toch is het bord niet gespeend van informatie. Ook zeggen wat iets niet is, kan veelzeggend zijn. In dit geval wijst de aanduiding op behoeften die kennelijk wel bestaan, maar waaraan niet wordt voldaan: een plaats om te rusten of zich eens lekker in het gras te wentelen, ruimte voor een déjeuner sur l’herbe (met of zonder kleren) of een plek om de hond te laten rennen en zijn natuurlijke behoefte te laten doen.

Op gevaar af dat het Lierse ziekenhuis morgen een hondentoilet aanlegt dat ook als ligweide mag worden gebruikt, wil ik hier toch een lans breken om aandacht te hebben voor vooral de menselijke behoeften die in ziekenhuisomgevingen al te vaak schromelijk over het hoofd worden gezien.

Stel dat we daar nu eens creatief over zouden nadenken? Het zou tot ziekenhuisomgevingen leiden die in niets nog zouden lijken op de letterlijk en figuurlijk ziekmakende omgevingen die vandaag de dienst uitmaken – zelfs al zou dat, nu ik er stil bij sta, banen kunnen kosten. Als dat geen baanbrekend idee voor de 21e eeuw is: rond alle ziekenhuizen een geneeskrachtige ‘gezondenhof’.

Heliocyclisme

Geplaatst op

Voor wie zich de voorbije dagen vertwijfeld afvroeg waar die heerlijke zonsondergangen gebleven zijn, volgt hier het antwoord: in Lier!

Zonovergoten was Lierke Plezierke. Avond na avond ontvouwde zich boven de Grote Nete een spectaculair lichtspel dat de schoonste beschrijvingen van Felix Timmermans in, welja, de schaduw stelde.

Duizenden Schapenkoppen kwamen zich er aan vergapen, verdrongen zich op de Vesten, om er geen glimp van te missen.

Doortastende verkeersmaatregelen drongen zich natuurlijk op, want wij mobiliteitsspecialisten weten: massa’s die op hetzelfde moment hetzelfde willen, dat geeft drukte en soms zelfs druk. Files naar de zon, in zuidelijke landen kennen ze er alles van.

Dat kunnen wij beter, dachten die van Lier. En dus werd er een in toepasselijk oranje geschilderd bord geplant, opdat fietsers – we weten hoe ze zijn – geen hinder zouden veroorzaken en in een boog om de zon zouden fietsen.

Dat lijkt ver, maar in de praktijk valt het best mee. Fietsers zijn immers erger gewend: meestal moeten ze afstappen en naar de maan te lopen.

WP_20140820_002Foto: Chris Brouwers (met dank)

 

 

Strategisch

Geplaatst op

Wat is een voetganger? Een uitgestapte automobilist.

In de mate dat deze eigentijdse definitie klopt, is de positie van deze parkeermeter ideaal te noemen: vergeten je parkeergeld te betalen is haast onmogelijk.

Verschuivende lusten en (vooral) lasten

Geplaatst op

We blijven nog even in Lier. Ik leer intussen dat het er nog altijd rommelt over de verkeerscirculatie in het centrum. De knip werd door het stadsbestuur weer afgeschaft en een alternatief circulatieplan kwam in voege, nog voor de definitieve situatie kans had gehad zich te bewijzen. Die fout wordt wel eens meer gemaakt: al te gemakkelijk gaat men eraan voorbij dat een belangrijk deel van mobiliteit een kwestie van gewoontegedrag is. Het duurt een tijdje voor dat gewijzigd is – en dus moet je het ook dat tijdje geven om zich aan te passen.

Het nieuwe circulatieplan heeft de autodruk kennelijk naar weer andere straten verschoven – het lijkt wel sterk op de soap van de nachtvluchten in Zaventem… Vandaag stelde de N-VA een compromisplan voor dat ‘de lasten en de lusten rechtvaardig verdeelt’, waarop onmiddellijk door weer andere gedupeerden werd gereageerd.

Tja, dit is gedoemd om een never ending story te zijn zolang men de oorzaak niet durft aan te pakken: er is te veel autoverkeer in de stad. Een stad die inzet op leefkwaliteit moet Koning Auto van zijn troon durven stoten en resoluut kiezen voor het soort verkeer dat wél rijmt met nauwe straatjes en een grote dichtheid van functies en mensen: voetgangers en fietsers. Dat hoeft overigens niet te betekenen dat mensen die slecht ter been zijn veroordeeld worden tot immobiliteit. Het is een sprookje dat die allemaal zelf een auto hebben (veeleer integendeel: het autobezit daalt sterk boven de 65 jaar) en voor taxi’s kan vanzelfsprekend een uitzondering worden gemaakt.

Overigens stelde ik tijdens mijn wandeling door Lier vast dat er een tegenbeweging van Lierse gezinnen (de klanten van de middenstand zeg maar) op gang is gekomen. Met een sobere maar veelzeggende affiche, die in sommige straten huis aan huis hangt, maken ze duidelijk dat de leefkwaliteit van een stad niet wordt bepaald door de vlotheid van het doorgaand verkeer…

Zie ook: https://deanderekrispeeters.wordpress.com/?s=De+%27auto-koppen%27

Liers plezier

Geplaatst op

Ze is nog niet helemaal af, de Markt van Lier. Maar omdat wij van alle markten willen thuis zijn, gingen we toch maar al eens een kijkje nemen. Na de autovrije Markt van Geel en, iets langer geleden die van Turnhout, hebben we de smaak te pakken (al doet het pijn dat mijn eigen gemeente, Herentals, hopeloos achterblijft).

Het is niet vanzelf gegaan, het proces naar de nieuwe Markt.Er kwamen veel zwarte vlaggen en middenstandsdemagogie aan te pas. Maar het resultaat mag er wat mij betreft wezen. Ook hier is gekozen voor een sobere aanleg met, voor het verkeer dat nog toegelaten is, een zacht maar efficiënt gesuggereerde rijloper. De materiaalkeuze is wat ruwer dan in Geel, maar gezien de historische gevels rondom (iets waarvan ze in Geel niet bepaald ‘last’ hebben) de juiste. Met uitzondering wellicht van het middengedeelte dat echt wel oneffen ligt en weinig loopvriendelijk is.

Ook die van Lier hebben ervoor gekozen de stenen vlakte te breken met water – al is het doelpubliek hier duidelijk al wat ouder: ronde kuipen met een fontein en een geiserachtige installatie die af en toe stoom spuit fascineren de voorbijgangers. Een paars licht zorgt in de duisternis ongetwijfeld voor een mystieke sfeer, nog versterkt door het geluid van klankschalen dat mysterieus opklinkt uit ronde roosters in de grond. Benieuwd of deze gadget overeind gaat blijven of spoedig op klachten van hoorndol geworden omwonenden zal stuiten.

De keuze voor strakke, hoekige lantaarnpalen is gedurfd, maar alleszins meer verantwoord dan de historiserende exemplaren die je in soortgelijke omgevingen wel eens aantreft.

De wachthaltes voor De Lijn zijn nog niet helemaal klaar, maar in al hun moderne eenvoud staan ze hun mannetje in deze monumentale omgeving.

Ook mooi tenslotte dat ook hier het beleid de moed heeft gehad om komaf te maken met de terrassenbouwsels van de horeca, waardoor ook die gevelpartijen nu helemaal tot hun recht komen.

De Markt van Lier, je komt er voortaan voor je plezier…

Enige punt van kritiek is de vrijwel volledige afwezigheid van groen op het plein, waardoor het voor sommigen te kaal en te koud is. Voor het klassieke tegenargument, dat dit plein ‘stedelijk’ is en dus stenig mag zijn, heb ik nu minder begrip dan enkele jaren geleden. Steeds meer voorbeelden in binnen- en buitenland tonen aan dat de tegenstelling stad-groen een valse is en dat ze elkaar helemaal niet hoeven uit te sluiten.