De bewegingsruimte van onze kinderen krimpt gestaag. Dat is niet de schuld van de maatregelen van het virus, laat staan van de maatregelen van Overlegcomité. Het is de gewone gang van zaken, ook in niet-coronatijden.
De vrijheidsberoving van kinderen is een proces dat al decennia aan de gang is en ongeveer gelijk loopt met de opkomst van de auto.
In mijn jeugd mocht er nog op straat worden gespeeld. Niet dat dat geen probleem was. Nooit stierven er meer kinderen onder de wielen dan toen. Maar pas daarna werd dat als een probleem op de politieke agenda gezet, als een uitloper van de ‘Stop de kindermoord!’-beweging in Nederland.
Sedertdien zijn we onze kinderen beter gaan beschermen. Dat deden we door hun bewegingsvrijheid te beperken: ouders werden taxiouders, kinderen verpopten tot een achterbankgeneratie, spelen moest gebeuren aan deze kant van de straat, of beter nog: in de eigen tuin of, desnoods, binnen.
Met resultaat. Het aantal slachtoffers onder kinderen daalde drastisch.
Sommigen beweren dat het verkeer dus veiliger is geworden. Maar wie de feiten onder ogen ziet, moet toegeven dat we de slachtoffers hebben opgesloten en de moordenaars vrij spel gegeven. Stel u voor: uw dorp wordt geteisterd door bendes criminelen die af en toe een argeloze voorbijganger afknallen en het gemeentebestuur antwoordt met een verbod om nog alleen over straat te wandelen. Wat denkt u: zou het gemeentebestuur applaus oogsten omdat het aantal moorden gevoelig afnam?
Aanleiding om het er over te hebben is de boosheid van Vlaams minister van Jeugd Dalle vandaag in de media. Hij vindt het niet van goed bestuur getuigen dat het federale Overlegcomité de jeugdkampen in de paasvakantie zonder overleg annuleerde. Een Overlegcomité dat niet overlegt – ik begrijp zijn verontwaardiging. Maar is die niet een tikje selectief?
Is er ooit met de jeugdsector overlegd over de organisatie van onze mobiliteit? Worden kinderen of jongerenorganisaties systematisch gekend bij de inrichting van straten en pleinen? Heeft er ooit iemand ‘mijn auto, mijn vrijheid’ afgewogen tegen ‘mijn kind, zijn vrijheid’? Hebben we al eens een minister van Jeugd gehad die deze vragen luidop stelde en er kwaad over was? Die zich sterk maakte dat hij een eind zou maken aan de systematische vrijheidsberoving van onze jongeren?
“De kindertijd legt de basis voor het latere leven en bepaalt de fysieke, cognitieve en socio-emotionele ontwikkeling die de hele levensloop zal sturen.” Ik lees het in een publicatie van Ceder, het studiecentrum van de Vlaamse Christendemocraten. Toegegeven, ze dateert al van een jaar of twee geleden, toen een zekere Benjamin Dalle er nog directeur van was.