RSS feed

Tagarchief: bouwshift

De harde waarheid

Geplaatst op

Nog niet zo lang gelden was het nog van betonstop hier en betonstop daar. Tot de betonstopstop, toen moest de betonstop ‘bouwshift’ heten. Klinkt sympathieker en minder bedreigend voor projectontwikkelaars die zich ei zo na in het kruis getast voelden.

Sindsdien gaat het harde leven weer z’n zalige gangetje. Of nee, het gaat harder dan ooit tevoren. We zitten volop in het carnaval voor de vasten. Feestjeuh!

Zo komt het dat er in deze regio die zo graag een land wil zijn (dat willen ze ons toch doen geloven) nog elke dag twaalf voetbalvelden aan verharding bijkomen. Bij wijze van spreken dan.

Of wacht. Niet altijd. In Herentals, met 20% verharde oppervlakte al ‘beter’ scorend dan de gemiddelde 14% procent van alle Vlaamse gemeenten, heeft een voetbalclub de metafoor letterlijk genomen. Vorige week heeft ze een voetbalveld verhard.

In de vallei van de Kleine Nete. En in de wetenschap dat de club in 2027 geherlokaliseerd zal worden. Later zullen ze over een historische fout spreken. Vandaag hebben we er nog geen woord(en) voor. Is ‘toekomstfout’ misschien een kandidaat?

Vanuit het oogpunt van de voetbalclub is het slim gespeeld. Of preciezer: sluw. Want blijkbaar is er voor deze werken geen omgevingsvergunning nodig. Een maasje in de milieuwetgeving. Eentje meer of eentje minder, wie ligt er wakker van?

Het ziet er natuurlijk niet uit. Het ziet er natuurlijk niet natuurlijk uit.

Maar geen nood, na de vergrijzing komt de vergroening. Altijd.

De rollen kunstgras liggen al klaar. Straks worden we allemaal gerold.

Ruimterivaliteit – lessen uit Corona (5)

Geplaatst op

Zei daar iemand dat de coronatijd een rustige tijd is? Niet bij mij, ook al zit ik niet in de zorg – al komt zelfs het hogeschoolonderwijs soms aardig in de buurt. Als het dus stil was op deze blog, was dat bij gebrek aan tijd. Niet bij gebrek aan stof.

Dat stof stuift de laatste dagen weer volop. De journalisten kennen nu het antwoord op de vraag die voor iedere verkeerskundige een retorische vraag was. Ja, natuurlijk komen de files terug (en voor de sceptici: ik schreef dit al in volle quarantaineperiode), zélfs als morgen het thuiswerk meer ingeburgerd zou geraken.

Dat komt doordat wij stug blijven weigeren een flankerend beleid te voeren. Wij gaan de mensen hun file toch niet afnemen?

We gaan de mensen hun file toch niet afnemen?

Parkeerbeleid voeren? Onder de vlag van ‘corona’ hebben we de regels versoepeld en de tarieven verlaagd. Rekeningrijden invoeren? Het debat blijft gesloten. Het systeem van de salariswagens aanpakken? Er bestaan nog taboes! Werk maken van de bouwshift dan misschien? Niets meer over vernomen. Behalve dan dat er in Limburg nog een stuk waardevol natuurgebied voor de bijl gaat om de onbewezen nood aan industriezone te lenigen.

Intussen krijgen de regionale luchthavens hun miljoenen toegestopt en vliegt de minister van mobiliteit van Zaventem naar Deurne. Kennelijk investeren we liever in de instandhouding van de decadentie van het teveel dan in het wegwerken van de tekorten.

Wij investeren liever in het teveel dan in de tekorten.

Een racewagen inschrijven als ‘lichte vracht’? In België kan het. Intussen verontwaardigen we ons over gratis treintickets.

In de steden en gemeenten regeert de middenstand als vanouds. Of toch niet helemaal als vanouds: corona is hier wel degelijk een gamechanger gebleken. Waren Koning Auto en Zelfstandige (ongevraagd buiksprekend voor de stomme Koning Klant) tot voor kort nog twee handen op één buik, door de noodzaak van de social distancing bleken de belangen plots uit elkaar te lopen.

Waar de winkelier en de café-uitbater ruimte nodig hadden voor hun wachtrij dan wel terrasjes, bleken de auto’s plots in de weg te staan. En kijk: wat decennialang onbespreekbaar was, kon eensklaps wel. In het belang van de economie, in naam van de commerce werd de ruimte herverdeeld. Parkeerplaatsen verdwenen, erven en terrassen verschenen. Hier en daar veranderde zelfs de verkeerscirculatie. Wow.

Alleen waar de belangen niet van commerciële aard waren, bleef Koning Auto de scepter zwaaien. Het Terkamerenbos in Brussel moest mordicus opnieuw doorrijdbaar worden voor auto’s. Touringwoordvoerder Danny Smagghe, door sommigen herdoopt tot Danny Smog, en een resem MR-politici haalden hun slag thuis. Sindsdien weten wij dat auto’s thuishoren in het bos omdat ze in de woonwijken te veel hinder veroorzaken.

Wie dan verwachtte dat het in de wijken peis en vree zou zijn, kwam van een kale kermis thuis. Ruimte voor een bankje op de straat? Een pleintje om te spelen? Tenzij je kind ‘Taverne’ of ‘Café’ heet, is het in vele gemeenten nog altijd vergeefse moeite de vraag zelfs maar te stellen.

In Schaarbeek, door sommigen herdoopt tot ‘Carbeek’, vond de waarnemend burgemeester het nodig om een door een autoloos gezin “illegaal” aangebracht microtuintje bij nacht en ontij te laten verwijderen. “20e eeuwse ruimtebalans hersteld!” schreef ze fier in haar dagboek. De vele even “illegaal” verharde voortuinen werden vanzelfsprekend ongemoeid gelaten.

Voor de petite histoire is het misschien leuk om even mee te geven dat de mevrouw in kwestie onder meer ‘strategische en duurzame ontwikkeling’ en ‘stadsvernieuwing’ tot haar bevoegdheden mag rekenen.

En dat haar partij ‘Uitdaging’ heet, is vast ook geen toeval. Meer zelfs: ik denk dat daar de clou van het verhaal zit. De burgemeester slaagde erin om van een petieterig tuintje een gigantisch symbool te maken.

Of hoe soms zaadjes worden geplant door ze domweg te verwijderen.

Wie verlucht de verdichting?

Geplaatst op

Vandaag verscheen er een opiniebijdrage van Tim Vekemans en mezelf in De Standaard. We schreven ze als leden van onze lokale Gecoro, omdat we denken dat wat we in Herentals vaststellen niet wezenlijk verschilt van wat er elders gebeurt. En zou kunnen gebeuren.

Hieronder onze bijdrage in extenso – in De Standaard viel er een, wat mij betreft: belangrijke, passage weg over de Vervoersregio’s.

Lier (16)

Zijn lokale overheden helemaal overgeleverd aan de (on)wil van de Vlaamse regering of kunnen ze zelf het heft in handen nemen?

“Recent maakten academici en planologen een balans op van de staat van onze ruimtelijke ordening.

Achteromkijkend zagen ze een woekerende stedenbouw, die de facto vooral een plattelandsbouw is. Vooruitkijkend zagen ze een Vlaamse regering die de noodzakelijke bouwshift onbetaalbaar maakt en het gewestplan als aanjager van verdere verrommeling ongemoeid laat. Maar is dat reden voor pessimisme?

CARNAVAL VOOR DE VASTEN

De woonproductie in Vlaanderen draait inderdaad op volle toeren. De officiële verdichtingsdoelstelling functioneert als een vrijbrief voor stapel-gekke architectuur. Dat levert, voorlopig toch nog, veel financiële winst op en weinig ruimtelijke kwaliteit. Laat staan dat het aanbod beantwoordt aan de woonwensen. Veel jonge koppels willen wel degelijk in de stad wonen. Op voorwaarde dan wel dat er een kleine tuin is. Maar in de praktijk is van het verdichten met de voeten op de grond nauwelijks sprake.

Als leden van de Herentalse Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening (Gecoro) spreken we uit ervaring. De afgelopen jaren zagen we hoe ons provinciestadje piekte in de interesse van de vastgoedsector. Niet onlogisch, gelet op de lokale troeven: industrie, diensten, natuur, een goed bediend pendelstation, een snelweg – we hebben het allemaal. Projectontwikkelaars en kandidaatbouwers gaan van minder likkebaarden.

Een inventaris van de projecten leert ons dat wij de vorige legislatuur een woonaanbod hebben besproken dat, rekening houdend met de verwachte en gewenste demografische groei, volstaat om tegemoet te komen aan de woonbehoefte voor de volgende vijftig jaar. Tachtig procent van dat geplande aanbod zijn appartementen. Zonder tuin dus. Een betaalbaar woonaanbod dat kan concurreren tegen de landelijk gelegen vrijstaande woning is niet in zicht. We zijn dus bezig de leegstand van morgen te bouwen. Iedereen weet dat de vasten er aan komt, maar in afwachting vieren we carnaval.

BOUWPAUZE

In de nieuwe legislatuur lijkt de dossierstroom niet te vertragen. Kennelijk warmt niet alleen het klimaat op. Ook de vastgoedmarkt doet dat. Bij gebrek aan overzicht en coördinatie. Of bij ontstentenis van planning en beleid, zo u wil.

Dat is niet typisch voor onze gemeente. Evenmin is het zo dat de beleidsmakers de bui niet zien hangen.

Maar door in vergunningswetgeving gebetonneerde tijdsdruk worden ze in de achtervolging gedwongen. Tijd om na te denken over kwaliteitseisen of een instrumentarium om de ontwikkelingen in de gewenste richting te duwen is er niet.

Daarom trokken enkele gemeenten recent aan de noodrem. Toen het kleine Wuustwezel enkele jaren geleden dreigde te verdrinken in de grote bouwdossiers, kondigde het een ‘bouwpauze’ af. Vandaag volgt Malle dit voorbeeld en ook in onze eigen gemeente gaan er stemmen op voor een ‘time out’. Moedig en bepaald disruptief in een tijd die geobsedeerd is door het vermijden van ‘tijdverlies’.

Maar meer tijd nemen kan ook tijdswinst betekenen: tijd om twee keer na te denken, de markt een beetje te laten afkoelen en de geesten te laten rijpen – zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde.

Het effect zou trouwens nog groter zijn mochten meer gemeenten dit voorbeeld volgen. Van concurrenten die vandaag tegen elkaar worden uitgespeeld zouden ze plots collega’s in ruimtelijke planning worden. Misschien kunnen de nieuwe Vervoersregio’s hiervoor als platform dienen? Tenslotte zijn de ruimtelijke ontwikkelingen van vandaag de mobiliteitsproblemen van morgen – en als we het goed doen: de mobiliteitsoplossingen.

WAT WE ZELF DOEN…

De groep mensen die niet meer dan 400 à 700 euro per maand kan spenderen aan zijn woonbehoefte groeit gestaag. In Vlaanderen wonen bijna evenveel mensen in een sociale woning als er op de wachtlijst staan. Voor meer dan 155.000 gezinnen is het aanbod in de immo-etalages financieel niet haalbaar. En het wordt niet beter. Tegen 2060 zal naar verwachting de helft van de Belgen alleenstaand zijn en moeite hebben met zijn woonfactuur. Huurmarkt, koopmarkt en huisvestingsmaatschappijen slagen er onvoldoende in aan die vraag te voldoen. En het beleid slaagt er niet in ze te corrigeren.

Schijnbaar onderschatten lokale beleidsmakers hun eigen mogelijkheden. Nochtans kunnen ze ook zelf ruimte maken voor betaalbare woningen. Bijvoorbeeld door eigen gebouwen en goed gelegen gronden te ontwikkelen. In overleg met kerkfabrieken en andere lokale (grond)eigenaars wordt dat perspectief nog groter.

Ze zouden het verdichten binnen het bestaande areaal kunnen stimuleren, zoals het herbestemmen of opsplitsen van onderbenutte gebouwen en woningen. En verder kunnen ze ook werk maken van de opschaling van wat intussen bekend staat als het ‘begijnhofmodel’: wonen via erfpacht met overdracht naar erfgenamen. Stuk voor stuk initiatieven die zouden resulteren in een woonaanbod dat beter beantwoordt aan de feitelijke woonwens. Zonder te botsen met betaalbaarheids- en duurzaamheidseisen.

LUSTENFONDS

Wij zijn niet naïef. Verdichten kost geld. Geld waarover de lokale overheden niet beschikken. Flankerend aan de verdichting  moeten er mobiliteitsmaatregelen worden genomen. Er moeten parken en dorpstuinen aangelegd worden en overbodige verhardingen en nutteloze gebouwen gesloopt. Enzovoort. De lijst van noodzakelijke aanpassingen aan onze publieke ruimte is lang. De rekening ook. Die moet dringend worden gedeeld. Het opdrijven van dichtheden kan niet enkel in de private kassa verzilverd worden.

Maar dat dit een heikele kwestie is, is zeker. Niet voor niets gaf de Vlaamse regering forfait.

Maar wat als we dit nu eens beschouwden als een geluk bij een ongeluk? Net bij de lokale overheden komen alle lasten en lusten samen en worden ze dus ook aan den lijve gevoeld.

Stel dat de door de overheid doorgerekende lasten niet zouden verdwijnen in een anonieme Vlaamse begroting, maar lokaal zouden verschijnen als door elkeen waarneembare lusten. Zou het draagvlak dan niet groter worden?

Een lokaal ‘Lustenfonds’ zou de verluchting kunnen financieren die met elke verdichting moet samengaan.

Zo’n verschuiving van een cultuur waar burgers, overheden en ontwikkelaars soms verbeten strijd leveren naar één waarin ze samen bouwen aan de steden en dorpen van morgen. Het zou in deze tijden van polarisatie voorwaar een verademing zijn.