
Enkele weken geleden mocht ik een lezing geven in Genk. Mijn gastheer was de nog niet zo lang met pensioen gegane burgemeester van Genk, Jef Gabriëls. Hij bood me aan om wat aan sightseeing te doen in ‘zijn’ stad en omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan, viel mijn oog op het MCG ofte (in goed gemengd Engels-Nederlands) “Mobility Center Genk Zuid” (of Mobility Centre, men schijnt het zelf nog niet goed te weten).
Ik wou wel eens zien wat men er daar van gebakken had: jaren geleden liep ik als schepen voor mobiliteit in mijn gemeente te leuren met het idee om van de nood aan beveiligde vrachtwagenparkeerplaatsen (te zien aan de ‘overlopende’ parkings op de E313, de kapotgeparkeerde bermen in woonwijken en de tot vrachtwagenmuren verworden pechstroken van de gewestwegen) een deugd te maken. Maar ik slaagde er niet in om trekkers en fondsen te mobiliseren. Jef Gabriëls wél – al had het hele proces van idee tot realisatie ook daar veel voeten in de aarde. Tien jaar om precies te zijn: van 1999 (idee) tot 2009 (inhuldiging) en nog is het project niet helemaal af. Eigenlijk was het trouwens de bedoeling twee Mobility Centers te realiseren, één in het noorden van Genk, en één in het zuiden. Of het eerste project er ooit komt, is nog altijd niet zeker.
In Genk Zuid is het hele concept nog in volle evolutie. Maar het moet gezegd: het is ook meer geworden dan een bewaakte parking met accommodatie voor de chauffeurs. Het werd een coproductie met drie partners: de NV Scheepvaart, de Groep Ewalts en de Reconversiemaatschappij Limburg. Momenteel herbergt het MCG naast de parking vier kernfuncties.

Om te beginnen een ‘technostreet’ waar een aantal technische specialiteiten bij elkaar zijn gebracht. Voor de trucks een ‘Carglass specials’ (met héle grote stukken van 2 euro), een truckwash, een bandencentrale, een tankstation en binnenkort een autokeuring. En voor de mensen een truckershome (met keukentje, douches), een shop (volgens het ‘one stop-one shop’-principe, werd mij verteld) en een restaurant (“Bruno’s Foodcorner”) voor 120 gasten.
Al bij deze eerste kernfunctie bleek dat ook deze medaille twee kanten heeft. Het restaurant, dat er architecturaal en wellicht ook culinair gesproken wezen mag, blijkt niet alleen succes te boeken bij de truckers. ’s Avonds en in de weekends komen er ook nogal wat families met kinderen op af, zodat deze unimodale plek onbedoeld het centrum van Genk beconcurreert en voor nieuw autoverkeer zorgt.
Ook de shop zorgt door z’n succes voor discussies. Nigel Williams wijdde er terecht al eens een stukje stand up comedy aan onder het kopje ‘Rare jongens, die Belgen’: wie verkoopt er nu alcoholdranken in een tankstation waar vooral chauffeurs komen? In Genk kunnen met name de nachtwinkels er niet mee lachen. Zij werden na aanhoudende overlast aan banden gelegd inzake de verkoop van alcohol en dan komt daar even verderop een tankshop drank verkopen, 24u op 24, 7 op 7?

Het CdH van staatssecretaris Wathelet stelde enkele weken geleden voor om een verbod op de verkoop van alcohol in te stellen in tankstations. De logica zelve, lijkt me. “Maar daarmee zijn we er nog niet helemaal uit,” zei Jef Gabriëls, “want de alcohol mag dan wel uit de rekken zijn, maar enkele tientallen kilometers verderop, in Maastricht, staat er dan nog altijd een coffeeshop laagdrempelig te wezen pal naast het tankstation…
De tweede kernactiviteit valt onder de noemer ‘opleiding’. Het betreft een (mede door de transportsector gefinancierd) opleidingscentrum van de VDAB waar werkzoekenden een job in de transport- en logistieke sector kunnen leren: rijden met een autocar, met een truck, met een heftruck, met kranen en bulldozers…

Aha, dacht ik, hier leren die truckchauffeurs dus vlak achter hun voorganger te rijden, ‘blind’ vertrouwend op een behouden thuiskomst. Maar het bleek een videomuur waarop verkeerssituaties worden gesimuleerd.
Ook hier is het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Want het leren jongleren met heftrucks en groter speelgoed mag dan wel op z’n plaats zijn op een industrieterrein, het voor- en natransport is voor de jonge cursisten vaak wel een probleem: zonder auto geraak je er niet. Er wordt al een hele tijd met De Lijn onderhandeld, maar totnogtoe zonder resultaat.
De derde kernfunctie bestaat uit een ‘businesscenter’ waar seminaries kunnen worden gehouden en waar bedrijven kantoorruimte kunnen huren.
En tenslotte is er het logistieke gedeelte: ‘crossdocking’, met (op termijn) toepassingsmogelijkheden voor stadsdistributie. De bewaakte vrachtwagenparking, 180 opliggers groot, is overdekt. Bovenop liggen 4 hectaren zonnepanelen. Ook hier blijkt het voorzien in infrastructuur alleen niet ‘de’ oplossing. De vindbaarheid van de bewaakte parking blijft kopzorgen baren. De oorzaak is even banaal als bizar en kleinzielig: doordat het project zich op het grondgebied van drie gemeenten bevindt, is het vinden van een logische naam die op de borden kan worden gezet en in GPS-programma’s ingegeven blijkbaar een onoverkomelijke hindernis. De burgemeester van Bilzen, Johan Sauwens, blijkt ook aan micronationalisme te doen en zweert bij de aanduiding ‘Bilzen Noord’. Dat accordeert dus niet zo goed met de economische ‘Poort Genk’…

Het was de bedoeling om van het MCG een trimodaal project te maken: een overslagcentrum tussen weg, water en spoor. Maar het spoor van het spoor werd al snel verlaten wegens “geen draagvlak in de markt”, een andere manier om te zeggen dat de vrije (of beter: de door Europa niet geheel neutraal gereglementeerde) markt momenteel het duurzamere spoorvervoer kapot concurreert. Dubbel jammer als je weet dat transporteur Ewalts vlakbij over 80.000m2 ‘spoorontsloten’ hallen beschikt die er nu dus ongebruikt bij liggen. Alleen autofabrikant Ford, aan de overkant van het kanaal, gebruikt nog wel het spoor om afgewerkte wagens af te voeren. Het goede nieuws: het aandeel ‘binnenscheepvaart’ stijgt.
Al bij al: een project met grote potenties dat alvast voorlopig niet maximaal rendeert doordat het flankerend beleid te wensen overlaat…
http://www.mcgenk.be/