Havens hebben de kwalijke gewoonte de inwoners van de nabijgelegen nederzettingen niet alleen eten te geven, maar ze zelf ook op te eten. Denk aan de Antwerpse haven die achtereenvolgens Oosterweel, Oorderen, Wilmarsdonk en Lillo opvrat en vandaag nog altijd loert op Doel. De Hamburgse haven heeft het dorp Altenwerder achter de kiezen en in de stad zelf de wijk Kehrwieder. Al in 1883 moesten daar dik 20.000 mensen hun biezen pakken om plaats te maken voor een vrijhandelszone met bakstenen pakhuizen op palen.
Het geheel staat bekend als ‘Speicherstadt’. Letterlijk: ‘opslag-stad’: Duitsers zijn onklopbaar in hun ‘no nonsense’ en het mag dus als een historische vergissing gelden dat no nonsense Engels is.
Hoewel. De Duitsers waren toch ook weer niet zo no nonsense dat ze hun stapelhuizen niet uitrustten met wat architecturale kwaliteit. Neogothiek werd het, met karakteristieke torentjes, ingenieus metselwerk, Jugendstil-smeedwerk en ornamenten in faience.

Sommige bruggen lijken speciaal te zijn ontworpen om er spionnen op uit te wisselen.
Het resultaat mag dan streng en, zeker bij regenweer, somber ogen, het mag er wezen. Zo zeer zelfs dat de Unesco het vorig jaar uitriep tot werelderfgoed. Dat is een redelijke garantie op een eeuwige toekomst. Toch zo lang Joke Schauvliege geen Duits minister van monumentenzorg wordt.
Het op een eilandje in de Elbe gelegen Speicherstadt heeft vandaag niet langer de functie van opslagplaats – al zijn er nog sporen van te vinden. In het voormalige Zollhaus, centraal op de foto hierboven, is er tegenwoordig het aanbevelenswaardig restaurant ‘Wasserschloss’ annex specerijenwinkel gevestigd. In die laatste krijg je een beeld van de exotische lekkernijen die hier ooit verhandeld werden.
Anno 2016 zijn in de voormalige stapelhuizen vooral kantoren en bedrijven en hier en daar een horecazaak gehuisvest. Gewoond wordt er niet en dat voel je vooral ’s avonds en ’s nachts: dan ligt Speicherstadt er stil en verlaten bij. Dat is een poëtische manier om te zeggen dat het dan een dooie boel is.

Rechts de oude Speicherstadt, links de nieuwe kantoorwijk. Ertussen een verkeersbarrière. Geen mens die er ’s avonds iets te zoeken heeft.
Toch maakt de smaakvolle uitlichting van het architecturale geheel een avondlijk bezoek de moeite waard.
En het helpt als je niet net daarvoor een thriller hebt gelezen.
Beweren dat er in en rond de oude Speicherstadt helemaal geen opslag meer is, zou de waarheid geweld aan doen. Hamburg is, zijn reputatie als vooruitstrevende ‘klimaatstad’ ten spijt, vandaag de dag nog altijd vooral een autostad en dat heeft z’n consequenties. Wie brede verkeersriolen tot in het stadscentrum gedoogt, moet natuurlijk zorgen voor een goede ‘afloop’. Dat betekent concreet dat er ongelooflijk veel ruimte opgaat aan parkeren. Op het openbaar domein zelf, maar ook in nieuwe, grote parkeergebouwen.
Dat het parkeren niet ondergronds wordt afgehandeld, zal wel te maken hebben met de drassige ondergrond.
De vormtaal blijft soms zelfs opzettelijk dezelfde als die van de aloude stapelhuizen.
Hamburg blijft op die manier trouw aan zichzelf en een beetje stapel-gek.
Pingback: Hamburg (6): de ‘regentoets’ | De Andere Kris Peeters